Burgemeester Sander Schelberg gaat in gesprek met bijzondere Hengeloërs
Burgemeester Sander Schelberg wil zich nog meer verbinden met de inwoners van Hengelo en hun verhalen delen. In een tijd waarin mensen soms tegenover elkaar staan, zet hij zich in om de stad dichter bij elkaar te brengen. Het noaberschap is belangrijk in Hengelo, maar de burgemeester ziet ook dat mensen soms minder tolerant worden.
In een tijd waarin mensen soms tegenover elkaar lijken te staan, zet burgemeester Sander Schelberg zich in om de stad dichter bij elkaar te brengen. Het noaberschap is belangrijk in Hengelo, maar hij merkt ook dat de openheid soms afneemt. Daarom wil hij in gesprek gaan met 12 Hengeloers, ieder met een eigen verhaal, achtergrond en ervaring. Hij wil horen hoe zij hun leven in Hengelo ervaren en hoe zij hun positie in de samenleving zien. Welke verhalen verbinden ons, vooral buiten onze eigen ‘bubbel’?
Op deze pagina kunt u de verhalen van deze inwoners lezen. Door deze gesprekken wil burgemeester Sander Schelberg meer begrip en verbondenheid creëren, en het ‘onbekende’ een gezicht geven. Hij hoopt dat door meer over en van elkaar te weten, ons eerste oordeel naar de achtergrond verdwijnt. Samen kunnen we zo de toekomstige kleuren van onze stad vormgeven. Lees mee en ontdek de bijzondere verhalen van de mensen uit Hengelo.
Suzan: ‘Je blijft bezig om maar niet te hoeven voelen’
Suzan van der Sloot (48) is Brabantse van geboorte. Ze woont sinds 12 jaar in Hengelo. Aan de buitenkant zie je niets vreemds aan Suzan. Een leuke, vlotte vrouw die makkelijk een gesprek aangaat. Toch heeft Suzan een psychische aandoening. Na verschillende burn-outs krijgt ze in 2021 de diagnose Complexe Post Traumatische Stressstoornis (PTSS). Traumatische gebeurtenissen in haar jeugd liggen hier aan ten grondslag. Haar werk als militair voor Defensie en een uitzending naar Bosnië droegen bij aan haar klachten. Inmiddels gaat het, mede door therapie, beter met haar. Ze heeft de opleiding Ervaringsdeskundigheid en Zorg & Welzijn afgerond aan Hogeschool Saxion en hoopt met haar opleiding en ervaring wat te kunnen betekenen voor andere mensen die kampen met psychische problemen en veteranen. Als een hoopverlener. Hieronder lees je haar verhaal.
Suzan is de jongste van het gezin. Als ze in de 4e klas van de havo zit komen Politie, Brandweer en Defensie in de klas om voorlichting te geven over hun werkzaamheden. Haar vader, die naast haar zit, reageert dat ze dan wel fit moet zijn als ze zo graag bij Defensie wil. Zo gezegd, zo gedaan. Suzan gaat hardlopen, naast haar fietsende vader met de stopwatch.
‘Tijdens mijn eindexamenjaar in 1995 moest ik een fitheidstest en een psychologische test doen. Voor de eerste fitheidstest slaagde ik niet, maar ik wilde zo graag bij Defensie dat ik in drie maanden tijd 10 kg afviel en vervolgens wel werd aangenomen. Dat was ook het jaar van de val van Srebrenica. Maar dat weerhield mij er niet van om toch militair te worden, integendeel.’
Ondanks dat je dat zag, want je kon ook uitgezonden raken.
‘Juist dat motiveerde mij om bij Defensie te gaan. Het idee dat ik wat kon betekenen en ook het avontuur trok mij. Ergens bij horen. In oktober 1995, ik was net klaar met de havo, moest ik opkomen in Ermelo. Weg uit Brabant.’
Voelde dat zo? Weg uit Brabant?
‘Wat ik toen niet wist, was dat ik sinds mijn geboorte een problematische relatie met mijn moeder had. Mijn moeder bindt zich niet aan anderen. Is heel streng en geen aardig persoon. Voor ons als kinderen ook niet. Mijn moeder heeft een soort van weegschaal die ik nooit heb begrepen en die slaat in één keer door en dan heb je het fout gedaan. En krijg je een emotionele knal, iedere keer opnieuw. Daar hebben wij als kinderen alle drie een verschillend coping mechanisme door ontwikkeld en ik ben uit huis gevlucht. Maar voor mijn gevoel kwam ik uit het beste en leukste gezin van de hele wereld. Dus ik snapte ook niet wat het probleem was. Zo heb ik mijn hele jeugd overleefd: door de wereld mooier te maken dan dat deze in werkelijkheid is.’
Als Suzan zich bij Defensie voegt, voelt dat voor haar als een warm bad. Ze vertelt: ‘Mensen die je wilden leren kennen, die voor je openstonden. We lagen met acht meiden op de kamer, ik was net 19 jaar en paste me snel aan. We begonnen met 16 dames en bleven uiteindelijk met 8 over. Want niet iedereen vond het zo leuk bij de Koninklijke Landmacht.’
Suzan lacht als ze zegt: ‘Het was natuurlijk ook best zwaar, maar ik stompte door. Dat deed je gewoon. Ik had nog nooit gekampeerd en daar lag ik in een tentje in november. Met meteen ook een hele strenge winter. Daar heb ik geleerd om te overleven, dat was wel heftig. En daarna ging ik naar het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Dienst in Hollandsche Rading voor de opleiding van ‘Genezerik’. We leerden daar in drie maanden tijd onder andere infuus prikken, een knevel aanleggen en intuberen. Eigenlijk alles wat een verpleegkundige ook doet. Als je als militair wat overkomt kom je eerst terecht in het gewondennest. Daarna ga je naar de hulppost en vervolgens naar de verbandplaats. Uiteindelijk ga je door naar het veldhospitaal. Ik heb eerst in Ermelo gezeten bij de verbandplaats, maar dat was niet zo mijn ding. Daarna kwam ik in Oirschot bij de Garde Fuseliers Prinses Irene Brigade terecht. Verder voorin, op de hulppost. Daar heb ik veel geleerd en ook mijn rijbewijs gehaald. We gingen veel op oefening. Ook naar Duitsland.’
Ben je volwassen geworden bij Defensie?
‘Jazeker, in een hele korte tijd. Toen stond er ineens een uitzending op het programma. In november 1998 ging ik naar Bosnië. Dat was mijn enige uitzending en dat was achteraf ook genoeg. Ik wist het toen nog niet, maar had al PTSS voor ik werd uitgezonden. En ik heb ook de uitzending, net zoals de rest van mijn leven, anders in mijn hoofd gezet dan dat het daadwerkelijk is geweest. Ik had het echt als een vakantie in mijn hoofd gezet. En het heeft wel 25 jaar geduurd voordat ik besefte wat er werkelijk is gebeurd. Wat ik daadwerkelijk op uitzending heb gedaan. Er is zoveel in een half jaar gebeurd. Ik was zo ontzettend jong en ik liep achter in mijn emotionele ontwikkeling. Thuis had ik niet geleerd om over gevoelens te praten en dan is Defensie heerlijk, want daar wordt ook niet over gevoelens gesproken. Ze zeggen van wel, maar geloof me, dat gebeurt nog steeds niet. Niet over de echte, diepere gevoelens. Ik weet nog dat er in Bosnië een psycholoog aan mij vroeg: ‘weet jij het verschil tussen verdriet en boosheid’. Ik was 21 en ik wist het gewoon niet. Toen dacht ik: hè?’
Voordat Suzan op uitzending ging, at ze eerst thuis bij haar ouders een hapje mee. Ze woonde al op zichzelf en wist zichzelf geen houding te geven bij het afscheid. Ze vertelt: ‘Het voelde heel koud en ik maakte dan maar een grapje. Ik herinnerde mijn moeder eraan dat ze de kliko nog buiten moest zetten. Het was achteraf gezien de laatste keer dat we als gezin bij elkaar waren. Mijn vader is in 2001 overleden aan de gevolgen van kanker na een ziekbed van anderhalf jaar.’
Suzan kwam in november 1998 aan op de legerbasis Sisava in Bosnië. Met 400 militairen, waarvan 20 vrouwen. In januari 1999 brak de oorlog in Kosovo uit. ‘Als ik nu terugkijk, was je daar als vrouw natuurlijk heel kwetsbaar.’ Van haar pelotonsgenoot hoorde ze een paar weken geleden pas, tijdens een reünie, dat het heel spannend was destijds. Hij vertelde dat ze keihard hadden gewerkt. ‘En ik had in mijn hoofd dat het een vakantie was.’
Je krijgt de daadwerkelijke herinnering niet meer terug?
‘Ja, nu wel. Het is nu bijna helemaal terug. Ik heb dat half jaar in Bosnië ook echt aan gestaan. Dat ging ook niet anders, want we zaten in de sneeuw. De voertuigen moesten iedere dag schoongemaakt worden. We hadden veel kader en minder manschappen. Het kader deed zijn eigen ding, dus wij zijn met de manschappen onderling oefeningen gaan ondersteunen. Ik realiseerde mij veel later pas, waar de verantwoordelijkheid toentertijd had moeten liggen. Ik had ook in mijn hoofd dat het eten heel goed was, dat er goed voor ons gezorgd werd, maar ook dat was helaas niet zo.’
Heb je de herinneringen met verhalen van anderen weer op moeten bouwen? Of heb je ze los kunnen weken in jezelf?
‘Nee, ik heb echt wel anderen nodig gehad. En ook oude foto’s hebben geholpen om de herinneringen weer terug te krijgen aan die periode.’
Gek is dat, een mens beschermt zichzelf.
‘Ja, dat is hetzelfde als met mijn moeder. Als kind ben je afhankelijk van je ouders, je moet het met je ouders doen en in jouw ogen zijn je ouders de beste. Die emotionele verwaarlozing uit mijn jeugd is wellicht wel gezien door anderen, zoals mijn vader, maar die heeft er ook niets mee gekund. Het heeft ook niet zoveel zin om een schuldvraag neer te leggen. Het is wat het is en het belangrijkste is wat ik er zelf mee doe.’
In 2000 verlaat Suzan Defensie. ‘Na de uitzending ben ik nog een jaar teruggegaan. Mijn ouders waren er overigens niet toen ik terugkwam uit Bosnië. Mijn moeder schreef me tijdens de uitzending een brief dat ze me niet meer wilde zien. Mijn vader koos er toen ook voor om niet te komen. Dat was natuurlijk een klap, maar ik was zo blij dat ik heelhuids terug was uit Bosnië, ik was euforisch dat ik het overleefd had, dat ik daar toen niet zo bij stil heb gestaan.’
Het was een kwestie van overleven.
‘Zo voelde het zeker. Je zit daar een half jaar op een basis met 400 man. Het is douchen met slippers aan, we sliepen in oude vakantiehuisjes op veldbedjes in een spannende oorlogssituatie. Eenmaal thuis in mijn eigen flatje kon ik voor het eerst in mijn leven goed alleen zijn.’
Ze gaat de burgermaatschappij in met haar havodiploma. Met haar werkethos heeft ze de banen voor het uitkiezen. Ze vertelt: ‘Destijds was het nog zo dat als je op uitzending was geweest, je overal aan de slag kon. Ik werd teammanager bij een bedrijf, maar uiteindelijk paste het niet. Ik raakte overspannen na een ontwrichtende relatie van vier jaar en kreeg een burn-out. Toen ben ik op mijn 27e gediagnosticeerd met ADHD. De symptomen van ADHD lijken heel erg op die van PTSS. Het drukke gedrag, je blijft bezig om maar niet te hoeven voelen. Je zit constant in je hoofd, je rationaliseert en vergoelijkt alles.’
Je schermde jezelf af.
‘Inderdaad. En het is niet dat je dat bewust doet, maar daardoor ga je geen verbinding aan met een ander. Ik sprak bijvoorbeeld nooit meer over mijn tijd als militair. Als mensen dichterbij kwamen, stootte ik ze af. Want ik vertrouwde ze niet.’
Wanneer is PTSS bij jou ontdekt?
‘Heel laat pas, in 2021. De huisarts verwees mij door met mijn klachten naar Mediant. En eerst wilde ik het gewoon niet geloven. Bagatelliseerde ik het ook, want iedereen heeft wel wat.’
Hoe kijkt de samenleving naar een veteraan? Iemand die uitgezonden is geweest?
‘In de ogen van de samenleving is een veteraan vooral een oude man. En als ze mij zien dan denken ze ‘hè, jij?’. Ik ben natuurlijk geen standaard veteraan. Ik heb geen tatoeages, geen baard en ik ben bovenal geen man. Ik voelde me al die tijd ook geen veteraan, zelfs niet toen ik na de diagnose PTSS in therapie ging. Dat was meer om uit te diepen waar ik vandaan kom. Heel leerzaam overigens, om te ontdekken wat je valkuilen zijn en waar ze vandaan komen. Na de therapie heb ik me aangemeld bij Hogeschool Saxion en heb ik de opleiding Ervaringsdeskundigheid en Zorg & Welzijn gedaan. Tijdens de opleiding heb ik me echt verdiept in de veteraan. Wat ik zie is dat we als veteraan allemaal een bepaald werkethos hebben en dat ook weer meenemen in de ontwikkeling van onze persoonlijkheid. Tussen werk en privé zit geen scheiding.’
Je bent 24 uur per dag militair.
‘Ja, dat is het. Dus toen ik begon aan de opleiding met 24 mensen en er aan het eind van de rit nog 13 over waren, was ik verbaasd. Ik dacht echt: we gaan dit samen doen. Maar dat was niet zo, het was ieder voor zich. Dat vond ik heel lastig. Totdat een docent op een gegeven moment zei: ‘jij bent nog steeds militair’. In het begin van mijn opleiding ben ik tijdelijk teruggekomen bij Defensie. Ik heb er veel geleerd, maar voelde me er uiteindelijk niet meer welkom. Ik ben zelf enorm gegroeid, maar Defensie is nog steeds hetzelfde gebleven. Het is een cultuur van rangen en standen en van vooral witte mannen. Empathie en interesse in de ander is vaak ver te zoeken. Je moet er als vrouw harder werken en als burger helemaal.’
Heeft de samenleving ook een oordeel over veteranen?
‘Zeker, ja. De samenleving zegt al snel: je kiest er zelf voor om op uitzending te gaan. Dus je kiest er ook zelf voor om PTSS te krijgen. Er je krijgt ook vaak een stempel: ‘je bent veteraan, dus je hebt PTSS’. Ik probeer het echt los te zien van elkaar, PTSS kan verschillende oorzaken hebben, hoewel ze dat ook in de veteranenwereld niet echt prettig vinden om te horen. In mijn geval heeft de uitzending bijgedragen aan mijn klachten, maar de oorzaak ligt bij mijn vroegere gezinssituatie.’
Ken je het Veteranencafé?
‘Ja, ik ben er één keer geweest en ben ook lid van de Veteranenwerkgroep. Het is heel makkelijk praten met andere veteranen. Je praat dezelfde taal. Hoewel er binnen de veteranen ook weer veel verschillende groepen bestaan. Zo praat ik inmiddels makkelijker over gevoelens en wat PTSS met mij doet, maar dat geldt lang niet voor alle veteranen met PTSS. Waar ik zelf veel aan heb gehad is het boek ‘De Keuze: leven in vrijheid’ van Edith Eger. Zij is overlevende van de Holocaust en zegt in haar boek: jij bent verantwoordelijk voor jouw trauma. Daarmee bedoelt ze niet dat jezelf schuld hebt aan jouw eigen trauma, maar wel voor wat je ermee doet. Veel veteranen weten niet hoe ze met hun trauma om moeten gaan. Ze krijgen vaak ook niet de juiste hulp om weer de burgermaatschappij in te gaan. Daar zou ik met mijn ervaring en opleiding in de toekomst graag wat in betekenen.’
Hoe gaat het nu met je? Waar sta je in het leven?
‘Ik ben voor het eerst in mijn leven stil gaan staan. Dat was heel lastig. Ik was klaar met school, afgestudeerd met goede cijfers en ik wilde door. Na verschillende afwijzingen kwam ik erachter dat ik deed wat ik altijd had gedaan. En wederom was het resultaat een burn-out. En toen dacht ik voor het eerst: misschien moet ik nu wel even helemaal niets doen. Alleen nadenken en bovenal voelen. Stilstaan vind ik ontzettend moeilijk, maar dan gaan er ook deuren open. Ik werd gevraagd om gastlessen te geven op Saxion, wat heel leuk was. Volgende week ga ik ook gastlessen geven tijdens de Week van Respect op de middelbare scholen Montessori en De Grundel. En ik heb gesprekken bij Mediant om te gaan re-integreren. Dat ik gedeeltelijk afgekeurd ga worden vind ik ingewikkeld. Ik ging altijd maar door en ik heb altijd hard gewerkt. Minder uren werken vind ik vooral voor mezelf heel lastig, maar het lukt me niet meer om 40 uur te werken. Het helpt dat ik sinds twee jaar een relatie heb met iemand die mij steunt en begrijpt. Daardoor kan ik ook meer compassie voor mezelf voelen. En beter dealen met mijn situatie.’
Jos: ‘Blijf actief, dat is de beste remedie’ – een verhaal over passie en doorzettingsvermogen
Sander Schelberg in gesprek met Jos Veldhuis (77 jaar) eigenaar van Kapsalon Jos.
Kapsalon Jos is inmiddels een begrip in Hengelo. Kapsalon Jos staat er om bekend dat je persoonlijk en professioneel geholpen wordt. En altijd met een glimlach naar buiten gaat. Al sinds 1970 knipt Jos met passie en vakmanschap, en ook na 54 jaar is hij nog steeds actief. Op 77-jarige leeftijd werkt hij nog met plezier 25 uur per week. Volgens Jos is dat de beste remedie om fit te blijven!
Jos stelt zich voor: ‘Ik ben Jos Veldhuis. Inmiddels 77 jaar en sinds 1970 trotse eigenaar van mijn kapsalon in Hengelo. Al 54 jaar run ik mijn eenmanszaak, en dat maakt me ontzettend trots. Mijn salon was destijds de eerste in Hengelo die op afspraak werkte, wat meteen een ander publiek aantrok. Mensen wilden snel geknipt worden en weer verder, en dat sloot precies aan bij hun behoefte. Met mijn trouwe klantenkring die ik destijds meenam van mijn vorige werkgever, groeide mijn zaak stap voor stap.’
Je bent 77 jaar oud. Je zit al 54 jaar in het vak. En je werkt nog. Hoe kan dat?
‘Het is de beste remedie die er is!’ Sander Schelberg vraagt daarop door: ‘Waarvoor?’ Jos antwoordt: ‘Ik golf regelmatig en zie mensen met een goed pensioen die toch vaak klagen. Ik merk dat door te blijven werken, je midden in het leven staat. Je hoort verhalen, blijft in beweging en staat ’s ochtends vroeg op. Dat doet echt iets met je gezondheid.’
Doorwerken helpt dus tegen klagen?
‘Absoluut,’ zegt Jos met een glimlach. ‘Ik vind het fantastisch! Door te blijven werken, blijf je midden in het leven staan. Je hoort veel, je bent in beweging, en ik geloof echt dat het bijdraagt aan je gezondheid. Het houdt je scherp en actief. Natuurlijk werk ik nu wel minder dan vroeger,’ voegt hij eraan toe. ‘Ik werk nu 25 uur per week, en dat bevalt me prima.’
Je bent natuurlijk eigen baas met een eenmanszaak.
‘Klopt,’ zegt Jos. ‘Als eigenaar van een eenmanszaak draait alles om vakmanschap. Dat is het allerbelangrijkste. Het is een vrij beroep, en dat vind ik soms jammer, want het maakt de kwaliteit niet altijd meetbaar. Maar hier in Hengelo hebben we echt geweldige kappers. Ik durf zelfs te zeggen dat wij de beste kappers van heel Twente hebben! Het niveau ligt hier ontzettend hoog, en daar ben ik echt trots op.’
De meeste mensen denken vanaf hun 62e al aan hun pensioen. Ze zeggen dan vaak: ‘Ik moet nog zoveel jaar.’ Dat is duidelijk anders dan hoe jij het doet. Jij noemt doorwerken zelfs een goede remedie. Maar hoe kijkt jouw familie ernaar? Zeggen zij niet regelmatig: ‘Jos, wordt het niet eens tijd om te stoppen?’
Jos lacht hartelijk. ‘Dat hoor ik inderdaad constant! Ik ben nu 77, en mijn plan is om eind volgend jaar écht te stoppen. Maar eerlijk gezegd zit mijn agenda nog steeds vol, en ik vind het werk nog altijd ontzettend leuk.’
Dat Jos nog knipt, komt niet alleen door zijn liefde voor het vak. Er speelt ook een praktische reden mee. Toen zijn vrouw Marieke op zijn 55e overleed, had dat financiële gevolgen. ‘Dat hoort bij het risico van zelfstandig ondernemer zijn. Daar moet je ook niet over klagen,’ vertelt Jos nuchter. ‘Ik heb in die periode veel steun gehad van de mensen om mij heen, maar de kosten waren enorm. Daardoor heb ik mijn pensioen deels moeten opschuiven.’
Je hebt nu een nieuwe relatie. Werkt zij nog?
‘Zeker,’ zegt Jos. ‘Mijn partner is 12 jaar jonger en werkt door tot haar 67e. Maar we hebben helemaal niet de behoefte om constant bij elkaar te zijn, hoor! Die balans werkt voor ons prima.’ Jos voegt toe: ‘Ik ben Jacquelien enorm dankbaar voor alle steun die ze me geeft. Dankzij haar kan ik blijven doen waar ik zoveel plezier uit haal.’
Er spelen financiële redenen, maar ook je relatie speelt mee. Toch hoor je de samenleving vaak zeggen: ‘Ik moet nog zoveel jaar.’ Wat zeggen ze dan tegen jou? ‘Je bent 77, ben je niet gek?’
‘De samenleving accepteert het steeds meer,’ zegt Jos. ‘En ik denk dat mijn kapperszaak ook een specifiek marktsegment aanspreekt. Veel mensen vinden het prettiger om bij mij te komen knippen dan een nieuwe zaak uit te proberen.’
Jos kan zich niet voorstellen hoe het zou zijn om zonder dagelijkse invulling te zitten. ‘Ik moet er niet aan denken om ’s ochtends op te staan en niet te weten wat ik die dag moet doen. Dat lijkt me verschrikkelijk. Actief blijven is zo belangrijk,’ voegt hij toe.
Naast zijn werk is Jos betrokken bij verschillende verenigingen en stichtingen. ‘Ik golf regelmatig en ben samen met anderen een project gestart om mensen met een lichamelijke beperking financieel te ondersteunen, zodat ook zij kunnen golfen. Met mijn netwerk kan ik echt een verbindende rol spelen in zulke initiatieven. Dat geeft me veel voldoening.’
En dan heb je ook nog een zwager die actief bleef tot zijn 82e!
‘Mijn zwager, Ton ter Maat, was altijd degene die de etalages van mijn kapsalon verzorgde’, vertelt Jos. ‘Hij deed dat fantastisch, maar helaas wordt het nu steeds moeilijker voor hem omdat hij ziek is. Tom is echt een topper. Zonder hem had ik het nooit gered.’
Jos benadrukt hoe belangrijk het is om steun te krijgen van de mensen om je heen, zeker als je blijft werken. ‘Daarom ben ik mijn dochter Nathasja en schoonzoon Patrick ontzettend dankbaar. Zonder hen zou het niet gaan.’
Als kapper hoort Jos veel verhalen van klanten, ook van de mensen die vroeg met pensioen zijn gegaan. ‘Een klant zei tegen me: ‘Jos, mensen die rijk zijn, hoeveel procent daarvan is echt gelukkig?’ Heel eerlijk? Ik denk dat maar 30% écht gelukkig is. Ze vergeten vaak waar ze vandaan komen, met wie ze vroeger een biertje dronken. Alles wordt zakelijk, en als dat wegvalt, heb je niets meer.’
Hoe zie jij de rol van de samenwerking tussen lokale ondernemers in de toekomst van de binnenstad?
‘Dienstverlening is essentieel,’ zegt Jos. ‘Je moet laten zien dat je er voor de klant bent. Ik houd rekening met hun afspraken, en het draait om de sociale contacten. Dat is wat meerwaarde creëert. Ik heb zelf het hef in handen, ik bepaal. Daarnaast geloof ik dat er meer positiviteit moet komen. Kijk maar naar de binnenstad, die is alleen maar mooier geworden!’ Hij vervolgt: ‘Wat wel lastig blijft, is het aantrekken van klanten naar de winkels.’
Waar ligt dat dan aan? Is het een kwestie van dienstverlening in de middenstand en de binnenstad?
Jos legt uit: ‘Vroeger zat de slager naast de kapper, een perfecte combinatie. Je ging van de één naar de ander. Dat zie je ook in de binnenstad bij modezaken. Het probleem is dat winkeliers elkaar vaak als concurrenten zien, terwijl dat helemaal niet nodig is. Samenwerken zou hen juist versterken.’
Samenwerken, versterken. Zoals de slager en de kapper. Je hebt niks met elkaar te maken maar toch versterk je elkaar.
Jos knikt instemmend. ‘Dat kan altijd, maar je moet er wel volledig voor gaan. Een koopavond met maar vijf winkels open, dat werkt niet. Je doet het samen, of je doet het niet.’
Heb jij in de jaren dat je kapper bent nog verandering gezien in de kapperszaak?
Jos legt uit: ‘Kappers worden tegenwoordig opgeleid met allerlei verftechnieken, vaak via de computer. Dat is niet hoe ik het geleerd heb. Ik heb wel het damesvak gevolgd en mijn diploma’s gehaald, maar technieken zoals highlights heb ik niet geleerd. Daarom heb ik vooral een herenzaak. Ik knip ongeveer 15 dames, en dat vind ik ook leuk, maar verder richt ik me vooral op heren.’
Jos vervolgt: ‘Ik dacht altijd: de zaak groeit wel mee met mij en mijn klanten. Maar dat is niet helemaal het geval. Ik merk dat sommige jonge mensen, die in het Westen werken, in het weekend naar huis komen en dan op zaterdag nog bij mij willen knippen. Dat vind ik leuk! Jonge mensen houden mij echt jong!’
Stel je voor dat je terug in de tijd kon gaan en je zou de keuze hebben om op je 65e met pensioen te gaan. Zou je dat dan doen?
Jos schudt zijn hoofd. ‘Nee, nee, nee, dat hoeft voor mij niet. Ik ben gelukkig in de positie dat ik kan stoppen als ik wil. Maar eerlijk gezegd, ik zou het jammer vinden om de hele dag niets te doen. Ik heb in mijn leven hard moeten vechten en werken, maar ik ben dankbaar voor de mensen om me heen. Ik ben ontzettend blij met hoe mijn leven nu is.’
Daowd: 'In Nederland voel ik me eindelijk veilig en kan ik mijn toekomst opbouwen'
Sander Schelberg in gesprek met Daowd Rizko (24 jaar) uit Syrië.
Twee jaar geleden vluchtte Daowd Rizko uit Syrië naar Nederland, op zoek naar een betere toekomst. In Syrië leefde hij constant in angst, waar gevaar altijd om de hoek loerde. Daowd is vastbesloten om in Nederland zijn leven opnieuw op te bouwen. Hij was de eerste in zijn familie die de moed had om uit Syrië te vluchten. Inmiddels zijn ook veel andere familieleden naar Nederland gekomen, waaronder zijn ouders. Daowd vindt het belangrijk om de Nederlandse taal zo snel mogelijk onder de knie te krijgen. Hij werkt hard aan zijn basisvaardigheden om uiteindelijk door te kunnen stromen naar het HBO, zodat hij in de toekomst een goede baan kan vinden.
Daowd vertelt: ‘Ik kom uit Oost-Syrië. Er liggen daar drie steden. Maar eigenlijk noemen we dat vaak noordoost Syrië. In Syrië werkte ik als vrijwilliger bij het Rode Kruis om te helpen. Toen ik een oproep kreeg voor het leger ben ik gevlucht. Ik wilde niet in het leger. Daarom ben ik naar Nederland gekomen voor een mooie en goede toekomst.’
Je bent gevlucht voor een betere toekomst.
‘Ja, ik wilde echt niet in het leger. Daar heb je geen toekomst. Je zit verplicht 7 tot 8 jaar in het leger zonder iets terug te krijgen. Als je het omrekent naar euro's, verdien je maar 10 tot 15 euro per maand. Je hebt dus eigenlijk helemaal geen salaris. Je kunt niks opbouwen voor jezelf: geen studie, geen gezin, en het is ook gevaarlijk voor je leven.’
Hoe gaat het vluchten? Kun je zomaar een vliegticket kopen?
‘Ik ben weggegaan voordat ik de oproep voor het leger moest accepteren. Je gaat niet zomaar alleen. Eerst ga je van Syrië naar Turkije, naar Erbil, met het vliegtuig. Daarna reis je verder met de auto. Van Turkije zijn we met de auto naar Griekenland gegaan en van daaruit naar Nederland.’
En dan ben je in Nederland. Wat gebeurt er dan?
‘Het was goed,’ zegt Daowd. ‘Er waren niet veel mensen, het was rustig, geen chaos. Ik was daar vijf dagen. Daarna ging ik door naar Budel, waar het asielzoekerscentrum heel mooi en netjes was. Daarna ging ik naar Assen, waar geen azc is, maar een tijdelijke opvang. Na Assen kwam ik in Deventer, daar kun je een verblijfsvergunning krijgen. En daarna kon ik naar Hengelo,’ legt Daowd uit.
Hoe was het om in een asielzoekerscentrum te zijn?
Daowd beschouwt zijn tijd in het asielzoekerscentrum als leerzaam. Hij heeft daar veel mensen leren kennen uit verschillende landen en met diverse nationaliteiten. ‘Sommige mensen spraken Arabisch, Marokkaans, soms Engels, Turks... Er waren ook mensen uit Zuid-Afrika. Mijn moedertaal is Arabisch, dus het is soms fijn om weer in mijn eigen taal te kunnen spreken. Maar we praten ook veel Engels met elkaar.’
Daarna kwam je dus naar Hengelo en kreeg je hier een verblijfsstatus. Ben je bij familie gaan wonen?
‘Nee, ik woon alleen in een containerwoning. Het concept is heel goed. Het gebouw is mooi, en er wonen veel jonge mensen. Geen ouderen, want soms is er best wel veel lawaai. Het is dan wel fijn dat er geen ouderen in de containers wonen.’
Omdat Daowd veel contact heeft dankzij zijn woning, spreekt hij ook veel Nederlands. ‘We zitten elk weekend bij elkaar. Ik heb veel Nederlandse vrienden. Ik vind de taal mooi en ben begonnen met Nederlandse cursussen toen ik in het asielzoekerscentrum zat. Nu volg ik YouTube-kanalen om Nederlands te leren.’
Het advies om snel de taal te leren, kreeg Daowd van zijn opa. ‘De taal is de sleutel van het land. Als je de taal spreekt, wordt je leven een stuk makkelijker. Inmiddels zit ik al op B2-Nederlands.’
Binnen twee jaar op B2-niveau. Dat is fantastisch! En dan ga je ook nog studeren. Wat ga je studeren?
‘Ik wil graag naar het HBO. Nu doe ik leervaardigheidlessen, een soort schakeljaar om door te kunnen stromen naar het HBO. Ik weet nog niet precies wat ik wil doen. En anders ga ik werken. In Syrië werkte ik ook al.’
Wat voor werk deed je in Syrië?
‘Ik ben al op jonge leeftijd begonnen met werken, toen ik 11 jaar was. Mijn eerste baantje was kleding strijken. Daarna heb ik twee jaar als kapper gewerkt, maar dat vond ik niet leuk. Toen heb ik een baan als restaurantbezorger gekregen. In 2018 ben ik voor mezelf begonnen. Toen ik 18 was, heb ik geïnvesteerd in een restaurant. Ook werkte ik bij organisaties die mensen hielpen, vergelijkbaar met de asielzoekerscentra hier in Nederland.’
Waar komt die wens om mensen te helpen vandaan?
‘Via sociale media. En nee, geen TikTok of Instagram, dat hadden we in Syrië niet. Alleen Facebook en WhatsApp. Ik zag altijd filmpjes van mensen die bij andere organisaties hielpen. Toen heb ik zelf contact opgenomen met zo'n organisatie en mocht ik daar komen werken. Uiteindelijk wil ik hier in Nederland ook mensen helpen, bijvoorbeeld bij hun inburgering, of oudere mensen begeleiden: samen wandelen of spelletjes spelen.’
Hoe was het toen je uit Syrië vertrok?
‘Mijn stad was erg onveilig. De situatie was moeilijk. Het land ligt tussen Turkije en Irak. Bijna elke dag werden er bommen gegooid in de omliggende steden. Het was nooit veilig. In 2011 en 2012 was het nog te doen, maar vanaf 2013 werd het steeds gevaarlijker. Er was geen beveiliging meer. Je wist niet meer wie bij wie hoorde. Je kon niet alleen over straat lopen, je moest altijd in groepjes zijn. En je kon alleen met mensen naar buiten die dicht bij je in de buurt woonden. Tegen 21.00 uur kon je niet meer over straat, dat was te gevaarlijk.’
Je leeft nu twee jaar in Nederland, hebt je eigen huis en gaat beginnen met een studie. Hoe kijken de Hengeloërs naar jou?
‘Hengelo, met de lange 'o!’’ zegt Daowd. ‘Mensen stellen veel vragen. Hoe lang ik al in Nederland ben, hoe het komt dat ik zo goed Nederlands spreek, waar ik taalles krijg, of ik veel vrienden heb. Maar ik vind de mensen in Hengelo echt aardig. Ze zijn vriendelijk en spreken me altijd netjes aan. Sommige mensen praten zelfs in het Twentse dialect tegen me. Dat vind ik moeilijk, ik versta daar weinig van, maar ik vind het wel leuk dat ze zo met me omgaan.’
Ben je moslim?
‘Nee, ik ben Christelijk-Orthodox, ook wel Suryoyo genoemd. Bijna 90% van de Christenen in Syrië zijn Suryoye. Elke zondag ga ik naar de kerk. Dat is een regel van mijn moeder. In Syrië ging ik ook elke zondag naar de kerk, dus hier doe ik dat ook.’
Maakt het uit of je in Hengelo aankomt als vluchteling met een christelijke of moslimachtergrond?
Daowd vindt deze vraag lastig. ‘Dat weet ik niet. Ik probeer hier gewoon een normaal leven te leiden. Maar soms vraag ik me af: wat is 'normaal' eigenlijk? Sommige mensen hebben dingen meegemaakt die hun leven moeilijker maken. Maar voor mij maakt het niet uit. We zijn allemaal mens. Dat heb ik geleerd in Syrië. Sinds de oorlog merkte je wel een verschil tussen mensen met een moslim- of christelijke achtergrond. Hier in Nederland ervaar ik dat niet, en ik wil dat ook niet merken.’
Je zegt het al: de taal is de sleutel van het land. Heb je nog meer adviezen voor mensen die hier komen?
‘Probeer je cultuur niet op anderen af te dwingen. Het is jouw cultuur, maar elk land heeft zijn eigen cultuur. Dat is mijn tweede advies. Mijn derde advies is: ga studeren, als je jonger dan 30 bent. In Nederland zijn er heel veel opleidingsmogelijkheden. Je kunt alle kanten op. Met een afgeronde opleiding kun je echt iets maken van je toekomst. Daar begint het mee. Dus in het kort: leer de taal, laat je cultuur achter, en volg een studie.’
Nederland is jouw land geworden.
‘Ja, nu wel. Ik heb niks meer in Syrië. Ik was 11 toen de oorlog begon. Elke seconde was ik bang voor mijn leven. Je toekomst is daar onzeker. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Ook al zou er ooit weer rust komen, het is altijd onzeker in dat land. Misschien wil ik ooit terug om het te bezoeken, maar dan voor bijvoorbeeld 2 dagen, om mijn cultuur weer te voelen. Maar nu niet.’
Heb je ook tips voor Nederlanders die naar vluchtelingen kijken?
‘Leer ons kennen, zoals wij elkaar nu leren kennen. Verdiep je in onze achtergrond. Wees nieuwsgierig. Iedereen mag mij alles vragen. Want ik ben ook geïnteresseerd in Nederlanders.’
Berend: 'Het zou helemaal ideaal zijn, als we van het in hokjes denken af zijn’
Interview van Sander Schelberg met Berend Boersma (25 jaar)
Berend Boersma is grotendeels opgegroeid in Ootmarsum en woont nu in Hengelo. Hij studeert Bestuurskunde/Overheidsmanagement aan Hogeschool Saxion in Deventer. Berend is biseksueel en voelt zich aangetrokken tot zowel mannen als vrouwen.
Wat doet biseksualiteit met je? Is dat een deel van je zijn?
‘Dat is ingewikkeld. Ik was 19 toen ik er achter kwam. Daarvoor was ik best ongelukkig. En toen ik het ontdekte voelde ik me meer verbonden met mezelf. Ik kwam er in therapie achter dat ik in mijn kindertijd onbewust verliefd was geweest op mijn beste vriend. Dat had ik destijds helemaal niet door.’
‘Ik ben domineeszoon, allebei mijn ouders zijn dominee. Dat was niet een probleem, maar er werd thuis niet zo over dit soort onderwerpen gesproken. Niet dat er onderdrukking was, totaal niet, mijn ouders vonden het allemaal wel goed toen ik het zei, maar het was niet iets waar ik uit mezelf makkelijk achter kwam. Ik was er ook niet zoveel mee bezig. Het was een beetje een ver-van-mijn-bed-show. Ik viel ook op vrouwen, dus ik dacht: dan zal het wel goed zijn.’
Je zegt dat je dacht: als ik op vrouwen val, dan zit het wel goed?
‘Ja, dat zeg ik ook wel zo. Ik ben tegenwoordig blij en heb mijn seksualiteit ook geïntegreerd in mijn identiteit. Ik heb de vrijheid gevonden om te zijn wie ik ben. Toen ik opgroeide was dat anders. Ik ben opgegroeid op het platteland van Twente en vind de mensen er heel fijn. Als het gaat om homoseksualiteit leek de houding echter een beetje ‘het mag er zijn, maar het is er niet’. Ik heb dus in die tijd geen gerichte homofobie gezien, maar ook geen homoseksualiteit. Dat was gewoon geen ding.'
'Biseksualiteit lag nog ingewikkelder. Daar bestaan ook heel veel stereotypes over kwam ik achter, vaak op het internet of via media verspreid, die vaak nergens op gebaseerd zijn. Zoals dat biseksuele mannen altijd vreemd gaan, want ze zijn nooit tevreden. Dat biseksuele mannen leugenaars zijn en onbetrouwbaar. En dat ze aids zouden verspreiden naar onschuldige vrouwen. Dat zijn bijvoorbeeld dingen waarvan je merkt dat ze op de achtergrond een rol kunnen spelen. Wat maakt dat ik het soms lastig vind om te daten met heteroseksuele vrouwen.’
‘Zo was ik een keer met een meisje naar de film ‘Bohemian Rhapsody’. Voor mij best herkenbaar, ik werd wel blij van die film. Maar zij was best wel ontdaan van die film, omdat ze dacht ‘Berend valt ook op mannen en straks gaat hij vreemd. Dan wil hij een man en ik ben geen man’. Dat werd zo’n groot ding voor haar. Dat kon ik niet uit haar hoofd praten, wat ik ook zei. Die relatie ging uit en dat was best pijnlijk voor mij.’
Is het vooroordeel gebaseerd op de gedachte dat biseksuele mensen per definitie niet monogaam zijn?
‘Dat is wel een beetje wat er aan kleeft. Op z’n minst dat ze, eventueel met meerdere partners, seksueel heel actief zijn. Maar dit heeft helemaal niets te maken met je seksualiteit. Of je nou hetero, bi, homo of alles wat daar buiten en binnen valt bent, iedereen heeft eigen behoeftes en wensen. Ik denk dat iedereen dat wel herkent uit hun eigen relaties.’
Ben je dan ergens thuis? In homoseksuele kringen ofwel in heteroseksuele kringen? Of ben je nergens thuis?
‘Ik ben geen actief lid van de lhbtqia+ community. Dat speelt hier in de regio - zover ik weet - ook niet heel erg. Ik ga wel eens naar Stonewall (Gaycafé Stonewall in Enschede, red.) en ik heb veel vrienden uit die community, zoals transgender personen, non-binaire mensen, een homostel. Zij spreken dezelfde taal, snappen hoe het is en respecteren elkaar. Omdat we allemaal een niet standaard geaccepteerde seksualiteit of genderidentiteit hebben en meer frictie ervaren. Alleen maar door jezelf te zijn. Wat ons onder andere verbindt is de onderliggende dreiging van geweld die we voelen. Ook vrouwen die ik ken ervaren die dreiging op straat. Een lesbisch stel dat ik ken loopt daardoor liever niet hand in hand over straat. Kijk, ik denk dat 99% van de mensen het helemaal niets kan schelen of ze zeggen er niets van. Zo zouden we ook met elkaar om moeten gaan wat mij betreft. Jij doet jouw ding, ik doe mijn ding. Maar als 99% je met rust laat heb je 1 op de 100 mensen die nare opmerkingen naar je hoofd slingert of je bedreigt om je seksualiteit. Dat klinkt misschien niet als veel, maar hoeveel mensen kom je op een dag tegen op straat? Hoe zou je je voelen als je elke keer dat je naar de supermarkt gaat dit risico loopt?‘
Waar is die mens, die een oordeel heeft over jouw seksuele voorkeur, bang voor? Want het is een vorm van angst.
‘Ik kan het natuurlijk helemaal mis hebben, maar volgens mij spelen er een aantal dingen mee. Ik denk dat sommige mensen zelf twijfelen over hun (homo)seksualiteit en daarmee dealen door er extra afstand van te nemen. Voor anderen zouden homo’s kunnen voelen als een soort ondermijning van hun positie. Mannen die van mannen houden worden dan gezien als verraders van hun geslacht. ‘Men on top’ is de gangbare vorm en als je je vrouwelijk voordoet en niet mannelijk, verraad je de groep. En je ondermijnt het systeem. Want als mannen opeens ook vrouwelijk kunnen zijn en vrouwen mannelijk, dan betekent dat dat het allemaal opeens een stuk gelijker wordt. Bewust of onbewust zit er denk ik de angst achter om de machtspositie te verliezen. En er zullen ook mensen zijn die zeggen: ik snap het niet en ik ben er bang voor. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat hun kinderen erdoor beïnvloed raken. Er wordt mensen veel angst aangepraat.’
Is het erger geworden?
‘Ja en nee. De afgelopen 10 jaar is de lhbtqia+ community in mijn ervaring veel meer zichtbaar geworden en lijkt meer geaccepteerd. Ik denk dat bewegingen zoals MeToo daar grote invloed op hebben gehad. Maar als je zichtbaarder wordt, word je ook een makkelijker doelwit. Die actieve haat tegen de lhbtqia+ community zie je nu steeds meer. Dat komt ook een beetje uit Amerika overwaaien. Seksualiteit en genderidentiteit is meer een onderdeel geworden van de strijd en polarisatie tussen mensen. Wat best een enge ontwikkeling is. Ook in verkiezingen komt dit tot uiting, bijvoorbeeld in landen als Hongarije en eerder Polen waar de regering actief probeert mensen zoals ik met wetten het leven onmogelijk te maken. Die landen zijn vaak heel traditioneel qua man-vrouw verhoudingen, meer autoritair en hiërarchisch. Het is extreemrechts en anti-democratisch. Ook in een land als China wat linkser zou moeten zijn wordt alles wat anders is onderdrukt om de regering sterk te houden.’
Ervaar je zelf ook wel eens angst?
‘Ik merk dat ik zelf heel bang kan worden van mannen. Terwijl ik ze ook aantrekkelijk kan vinden en van ze kan houden. Daar struggle ik zelf ook wel eens mee. Het idee van handen vast houden met een man op straat vind ik zelf ook heel eng. Dat gaat een paar keer goed, maar kan ook ineens mis gaan. Dan wordt er op je gespuugd of er wat naars toegeschreeuwd. Ik heb wel eens crossdressing gedaan voor een feestje. Dat betekent dat je je aankleedt als iemand van het andere geslacht. Dat vond ik grappig en heel bevrijdend. Dan mag je spelen met gender, met seksualiteit. Je hoeft er niet bang te zijn en bent er niet in de minderheid. Je weet dat al die mensen op dat feest ook dezelfde taal spreken. Daar geeft iedereen elkaar de ruimte om dingen uit te proberen en te zijn wie je wil zijn. Maar zodra het feest afgelopen is doen veel mensen de make-up af, de panty’s uit en gaan ze weer zo normaal mogelijk de straat op. Dat is de ervaring die ik ook heb. Ik wil gewoon niet die dreiging voelen. Daar maak je je keuzes naar.’
Dat lijkt me best lastig. Het bevrijdende om op zo’n feest naar binnen te gaan en het pijnlijke dat je alles af moet doen als je naar buiten gaat.
‘Tja, er zijn bepaalde plekken waar je voor eventjes volstrekt vrij kunt zijn, om te doen en te laten wat je wilt. Ik heb nog wel de mogelijkheid me zo nét anders voor te doen dat ik geaccepteerd word. Dit doet ook pijn en kan je mentaal op de lange termijn echt schade doen, maar veel mensen uit de queer-community hebben zelfs die optie niet. Ze krijgen altijd de volle lading over zich heen.’
Hoe denk je dat de grote meerderheid van de samenleving naar jou kijkt?
‘De ene weet het, de ander weet het niet. Ik denk dat er drie groepen mensen zijn. De grootste groep mensen kan het niet zoveel schelen als ze het weten. Die vinden het niet zo relevant. Dan heb je ook een groep die zegt: doe niet al te gek, doe maar normaal. Want opvallen, daar houden ze niet zo van. En dan heb je een groep die er pissig van wordt.’
Kun je met die mensen nog een gesprek voeren?
‘Mensen waarmee ik heb gesproken en bij wie het echt een ding was, waren mensen die geloofden dat het hele lhbtqia+ gebeuren een complot was. Dat waren bijvoorbeeld aanhangers van Forum voor Democratie die ook een hekel hadden aan de corona-maatregelen. Ze respecteerden mij wel als persoon. Als je een normaal gesprek kan voeren, dan zie je dat bij de meeste mensen de spanning wel wegvalt. Zodra je elkaar ergens in kan herkennen, dan is het vaak wel oké. De beste manier om iemand weer als mens te gaan zien is een simpel gesprek. Het jammere is dat je bij sommige mensen dan ziet dat ze zeggen: ‘Jij bent oké, maar de rest niet.’’
Wat is je ideale samenleving?
‘De ideale samenleving gaat volgens mij niet per se om de bevrijding van mensen zoals ik, maar om de bevrijding van iedereen. Dat iedereen kan aanhaken bij alle opties die er zijn en zichzelf echt kan leren kennen. Dat dan de grootste groep denkt: ‘Ja, ik ben toch hetero’ is helemaal prima, maar dan hebben ze kunnen ontdekken wat ze wel en niet leuk vinden en wat de opties eigenlijk zijn.’
Hoe gaan we dat doen?
‘Tja, normaliseren en bespreekbaar maken. In de media gebeurt dat al meer dan bijvoorbeeld tien jaar geleden. Destijds kwam er wel eens een homoseksuele man voor in een film of serie, maar vooral als een vriend van de hoofdpersoon. In de media van tegenwoordig is het veel meer normaal dat er andere soorten relaties op beeld komen; of dat er een homoseksueel, biseksueel of anderzijds queer persoon meespeelt. Het voelt meer realistisch.'
Even wat anders. Stel dat je over een paar jaar wil gaan settelen. Moet je dan een keuze maken tussen of je dat met een man of een vrouw doet? Wat doe je dan met die biseksualiteit?
‘Dat is best ingewikkeld inderdaad. Ik heb nog nooit een relatie gehad met een man, ook een beetje uit angst. Eigenlijk alleen met vrouwen. Misschien dat ik op een gegeven moment wel een man ontmoet en uitzoek waar die angst vandaan komt. Wellicht eindig ik dan wel met een man, wat ik helemaal oké zou vinden. Het enige is dat ik wel graag kinderen zou willen, wat met een man wat lastiger is. Daar zouden we dan een andere weg in moeten vinden.’
Wat moet de samenleving doen om jou die vrijheid te geven?
‘Ik denk dat de samenleving niet zozeer een probleem met mij heeft, maar met zichzelf. En ik denk dat dat geldt voor heel veel angst en discriminatie. Het komt er uiteindelijk op neer dat je niet helemaal eerlijk bent naar jezelf en dat projecteert op een ander. Om mij en zichzelf in vrijheid te laten leven moet de samenleving de hele, complexe werkelijkheid erkennen. Net als bij racisme en seksisme. We zeggen altijd als samenleving dat we gelijkheid willen voor iedereen, dat we tolerant en niet racistisch zijn, maar in de praktijk wordt dat heel anders ervaren. Daar kun je tegen vechten en zeggen dat het niet zo is. Of dat jíj dat niet doet. Mensen voelen zich vaak persoonlijk aangevallen, maar dat is niet wat het is. Het ligt aan systemen in onze samenleving die al zo oud zijn. Die zijn erop gebouwd dat ze niet volledig eerlijk zijn.’
‘Als je bij jezelf te rade gaat en je afvraagt: wat zijn de dingen die ik geloof en die ik niet onderzocht heb? Of: wat zijn mijn vooroordelen? Eigenlijk wat jij hier doet met deze interviewreeks. Dat is perfect. Dat is in gesprek gaan met mensen en kijken: wat denk ik eigenlijk en waar komt dat vandaan? Dat is verbinding zoeken. Zelfs als je dan op een gegeven moment tot de conclusie komt dat homoseksualiteit echt niets voor jou is of dat je het eigenlijk niet oké vindt maar dat je dan toch denkt: ik ga de ander niet begrenzen hierin, want diegene leeft op een andere manier. Dat je elkaar wel respecteert. Het zou al helemaal ideaal zijn als we van het denken in hokjes af zijn. Niemand kiest ervoor om een minderheid te zijn.’
Je voelt je wel een minderheid.
‘Ja. Daarom is lhbtqia+ onder meer ook een politieke alliantie. Zodat het onderwerp op de agenda komt en er iets aan de problemen gedaan kan worden. Het zijn allemaal mensen die zich om vergelijkbare redenen onderdrukt voelen. Ze werken samen om samen sterk te staan tegen bijvoorbeeld de dreiging op straat of discriminatie. Zodra ze zich niet meer hoeven te beschermen, hoeft die hele alliantie niet meer te bestaan.’
Wat als ik met een toverstokje terugga naar je 19e en ervoor zorg dat je ontdekt dat je een gewone hetero bent. Het maakt je leven een stuk eenvoudiger en je bent geen minderheid meer. Doe je dat?
Berend zucht en zegt: ‘Voordat ik erachter kwam dat ik biseksueel ben, voelde ik me ook niet helemaal happy. Maar wegtoveren? Nee, dan was ik mezelf niet geweest. Dan was ik nooit de persoon geworden die ik vandaag ben en had ik nooit zoveel leuke mensen leren kennen. Ik ben nu best trots op mezelf. Dat is niet zonder pijn en moeite tot stand gekomen, maar die ervaringen hebben me gebracht tot waar ik nu sta. Ze hebben me veel inzicht gegeven. Ik heb er niet voor gekozen om biseksueel te zijn in een maatschappij die dat niet volledig accepteert. Uit de kast komen was voor mij vaak moeilijk, soms zelfs pijnlijk. Maar niet uit de kast komen zou voelen als een langzame dood.’
Shanda: 'Kleur geeft verbinding - ik ben trots op mijn kleur, ook al proberen mensen me soms in een hokje te stoppen.'
Interview van Sander Schelberg met Shanda Boasman (46 jaar).
Het is inmiddels 25 jaar geleden dat Shanda voor het eerst aankwam op station Hengelo. Dat bijzondere moment markeerde de start van haar nieuwe leven hier in Hengelo, en daarom wil ze het interview met burgemeester Sander Schelberg graag op dezelfde plek beginnen. Station Hengelo is voor Shanda een symbool geworden van een nieuwe kans, een nieuwe toekomst. Ze kwam destijds vanuit Sint Maarten, een eiland in de Caraïbische Zee, naar Nederland om te studeren, en besloot uiteindelijk om hier te blijven. Inmiddels voelt ze zich helemaal Hengeloër en is trots om deel uit te maken van deze gemeenschap. Haar prachtige huidskleur ziet ze als een cadeau, maar ze benadrukt dat ze zoveel meer is dan alleen dat.
Shanda vertelt met een glimlach: ‘Ik heb vijf kinderen – drie jongens en twee meisjes. Ze zijn mijn beste maatjes. De jongste drie zijn hier in Hengelo geboren, en daar zijn ze ontzettend trots op. Ze zeggen vaak met overtuiging: ‘Ik ben een Tukker!’ Met hun donkere huidskleur, zelfs donkerder dan die van mij, en een Twents accent dat doorklinkt als ze Nederlands spreken, zijn ze een mooie mix van hun Surinaamse en Sint Maartense roots met een Twentse opvoeding.’
Shanda heeft warme herinneringen aan het eiland waar ze geboren is, en vertelt er graag over: ‘We noemen het ook wel The Friendly Island. Dat zijn wij.’ Toch is ze ook enorm trots om zich Hengeloër te mogen noemen. ‘Ik werk al meer dan 20 jaar in de catering en kom daardoor op allerlei plekken in Hengelo,’ vervolgt ze. ‘In die jaren heb ik de stad zien groeien. Hengelo is tegenwoordig veel multicultureler. Toen ik hier kwam wonen, zag je nauwelijks mensen met een getinte huidskleur. Nu wel, en zelfs mijn kinderen merken het. Laatst zei een van hen in de winkel: ‘Mama! Er zijn meer dan tien mensen zoals wij!’ Dat besefmoment gaf me een glimlach – Hengelo is écht gegroeid.’
Je ziet dat Hengelo gegroeid is, en toch merken je kinderen enthousiast op dat er ‘wel tien zoals wij’ in de winkel zijn. Voel je dan een speciale band met elkaar?
‘Het is geen band,’ legt Shanda uit. ‘Het is eerder dat je jezelf ziet. In de maatschappij wil je af en toe iets van jezelf terugzien.’ Ze geeft een voorbeeld: ‘Als je een film kijkt met alleen maar getinte acteurs, zoek je automatisch naar die ene blanke acteur. Dat hebben wij ook.’
‘Lang was dat hier in Hengelo niet het geval,’ vervolgt ze. ‘Dat maakte integreren lastig. We zien er anders uit, we praten anders – ik gebruik soms Engelse woorden. Het helpt om mensen om je heen te hebben waarin je iets van jezelf herkent.’
Dus maakt een donkere huidskleur dan echt verschil in de samenleving?
‘Het maakt zeker verschil. De kleur komt als eerste binnen. De kleur zit als eerste aan tafel. Niemand ziet jou.’
Ervaar je dat ook zo?
‘Ja, dat voel en ervaar ik,’ zegt Shanda. ‘Wanneer ik in een ruimte ben met bijvoorbeeld Marokkanen of Turken, valt mijn donkere huidskleur vaak als eerste op. Mensen vragen dan soms: ‘Begrijp je Nederlands?’ of ‘Waar kom je vandaan?’ Dan zeg ik: ‘Uit Hengelo.’ Maar vaak volgt dan: ‘Nee, maar waar kom je écht vandaan?’ Wat bedoelen ze daarmee? Ik ben geboren op Sint Maarten, maar ik kom gewoon uit Hengelo.’
Wat voor gevoel krijg je daar dan bij?
‘Dan krijg ik het gevoel alsof ik er niet bij hoor. Maar ik zeg altijd: de kleur is een cadeautje.’
Een cadeautje. Maar toch gaan mensen dit soort vragen stellen.
‘Ja, en mensen kunnen het vaak ook niet uitleggen waarom ze dit soort dingen dan zeggen. Ik hoor gewoon bij de samenleving. Ik ben niet in Nederland geboren. Maar wel een geboren Nederlander. Wij verplaatsen ons ook voor een betere toekomst. Ik ben destijds voor mijn studie gekomen en daarna hier gebleven. In die tijd kwamen veel Antilianen naar Nederland.’
Ga je wel eens naar culturele instellingen?
Shanda knikt. Ze vertelt dat ze graag naar het theater gaat: ‘Ik hou van alles wat Hengelo te bieden heeft. Het theater, de Schouwburg, maar ook het modespektakel.’ Burgemeester Sander Schelberg grijpt terug op iets wat Shanda eerder zei en vraagt: ‘Voel je je dan ook de donkerste persoon in de zaal? Is er een drempel voor mensen van kleur?’
Shanda denkt even na en antwoordt dan: ‘Ja, er is wel een kleine drempel. Wij komen vaak binnen met een feestelijke, luidruchtige energie, echt uitbundig. Dan vraag ik me soms af of dat wel ‘hoort’.’ Ze legt uit met een voorbeeld: ‘Nederlanders geven vaak één koekje bij de koffie, terwijl wij een hele tafel vol lekkers presenteren. Wij zijn gul en delen graag. Maar ik vraag me soms af: wat is hier eigenlijk de norm? Wat is normaal, en wat niet? Regelmatig krijg ik te horen dat ik rustiger moet doen. Maar wat bedoel je met ‘rustig’? Wij zijn nu eenmaal uitbundig en aanwezig. En zo word ik toch steeds geconfronteerd met mezelf, met hoe luid ik eigenlijk ben.’
Je bent meer dan je kleur en afkomst.
‘Ja, dat is mijn identiteit,’ zegt Shanda. ‘Het zijn ook mijn normen en waarden. Ik ben hierheen gekomen en doe mijn best om me aan te passen. Maar mensen proberen je vaak in een hokje te stoppen. Daarom zeg ik altijd: Ik ben een cirkel. Ik heb verschillende vormen en kan me aanpassen aan wat een Nederlander is, wat dat ook maar mag inhouden. Maar ik breng altijd mijn eigen normen en waarden mee, niet alleen mijn huidskleur.’
‘Het kwetst me soms,’ zegt Shanda. ‘Wanneer mensen zeggen: ‘Doe eens rustig,’ vraag ik me vaak af: wat bedoel je daar precies mee? Wat is dat? Moet ik gaan zitten en gewoon niets zeggen? Ik ben een knuffelaar, een blij mens. Kan ik niet gewoon blij zijn?'
Het zijn allemaal positieve eigenschappen, dat rondje. Voel je je daardoor beperkt in het dagelijks leven?
‘Ja, daardoor kan ik niet altijd volledig mezelf zijn,’ zegt Shanda. Ze legt uit dat ze dat gevoel minder had toen ze in Amsterdam woonde. ‘In Amsterdam ben je echt onderdeel van de grote wereld,’ vervolgt ze. ‘In Hengelo ben ik Shanda met 5 kinderen, of Shanda, de donkere vrouw van de Antillen. In Amsterdam ben je gewoon een van de velen. Daar zijn meer mensen met een donkere huidskleur, meer nationaliteiten, en zijn mensen eraan gewend.’
Waarom woon je dan niet in Amsterdam?
Deze vraag beantwoordt Shanda met gemak: ‘Hengelo geeft mij een thuisgevoel. Ik kom van Sint Maarten, een klein eiland waar iedereen elkaar kent. Je hoort bij het eiland, en datzelfde gevoel vind ik hier in Hengelo.’
‘Hier heb ik ook een kerk gevonden: Holy Ghost Revival Chapel International. Die gemeenschap voelt als familie voor mij; we steunen elkaar. Mijn kinderen hebben een grote vriendenkring, en dat geldt ook voor mijn kleinkinderen. Mensen zeggen soms: ‘Shanda is Hengelo.’ Ik ken heel veel mensen en ben een Hengeloër, gemixt met de cultuur van Sint Maarten.’
Diep van binnen wil je graag die cirkel zijn, maar de samenleving probeert je in een hoekje te zetten. Beschouw je dat als een beperking van je innerlijke vrijheid? Of van je bewegingsvrijheid?
‘Het beperkt niet mijn bewegingsvrijheid, maar wel mijn plek aan tafel,’ zegt Shanda. ‘Ik wil ook kunnen zeggen wat ik denk. Maar we moeten altijd overwinnen en overtuigen.’ Sander Schelberg vraagt door: ‘Wie is ‘we’?’
Shanda antwoordt: ‘Donkere mensen, mensen met kleur. Wij willen ook zeggenschap hebben over wat er gebeurt, in het algemeen. Vaak komt het echter over alsof wij altijd onze eigen cultuur en tradities willen opleggen en de huidige cultuur willen veranderen naar de onze. Maar dat is niet hoe wij het zien.’
Hoe kijk jij naar Zwarte Piet?
Shanda heeft hierover een voorbeeld. ‘Toen mijn kinderen nog jonger waren, stonden we in de stad te wachten op de optocht. Mijn dochter heeft een donkere huidskleur en veel haar, kroeshaar. Net als iedereen genieten wij ook van Sinterklaas en het feest eromheen. Op een gegeven moment liep er een vrouw met haar kindje voorbij. Het kindje wijst naar ons en zegt: ‘Aap!’ En niemand om ons heen corrigeert dat kind. De ouders lachen zelfs, maar ze grijpen niet in. Mijn kinderen reageren dan: ‘Een aapje! Waar?!’ Dat doet me zo’n pijn. Op dat moment heb ik niets gezegd, maar ik ben wel ergens anders gaan staan. Ik wil ook niet degene zijn die het kind corrigeert. Ik zoek dan liever iemand anders om dat te doen. Anders klinkt het alsof ik het feest niet waardeer, terwijl ik er juist van hou.’
Je zegt dat je geen verandering wilt opleggen. Maar als we kijken naar de discussie rond Zwarte Piet, lijkt dat toch te zijn gebeurd. Wil je dan misschien toch verandering brengen?
‘Ik ga mijn huid niet wit verven, een stropdas dragen en met een aktetas rondlopen. Mensen zouden me voor gek verklaren. Dat is precies wat Zwarte Piet in mijn ogen ook doet. Ik begrijp dat Zwarte Piet niet slecht bedoeld is, maar het is goed dat we het nu anders doen. Het is een kinderfeest, en hoe je zo'n karakter presenteert, doet ertoe. Hij is een schoorsteenveger – waarom wordt hij dan pikzwart en krijgt hij kroeshaar? Dat soort beelden doen pijn.’
Je wilt graag in vrijheid leven, maar merkt dat mensen in de samenleving, soms zonder het te weten, reageren op jouw kleur. Dat maakt het lastig. Hoe kun je jezelf blijven en uit de hokjes stappen, terwijl je toch deel blijft van de samenleving?
Voor Shanda is het kennen van je eigen geschiedenis heel belangrijk. ‘Veel Nederlanders kennen hun eigen geschiedenis niet goed,’ zegt ze. ‘Begin daar eens mee.’ Sander Schelberg vraagt door: ‘Welk deel missen ze volgens jou?’
‘De slavernijgeschiedenis. Je weet niet wat je hebt gemist. Het is belangrijk. Als je iets echt leert en begrijpt, ga je dieper. Het gesprek blijft dan niet oppervlakkig. Je hoeft niet alles klakkeloos aan te nemen van anderen. Zoek het zelf uit, geef het een kans. Sta open en leer. Want er is altijd meer dan één kant van het verhaal.’
Merk je dat mensen met die kennis jou meer jezelf laten zijn?
‘Ja, zeker. Mensen die de cultuur van Sint Maarten kennen, reageren heel anders op mij. Zij zijn er bijvoorbeeld geweest en weten meer over mijn achtergrond. Zij vragen me niet om mezelf aan te passen; ze begrijpen dat mijn karakter bij mijn cultuur hoort.’
Tegelijkertijd is Shanda gewend geraakt aan de Nederlandse cultuur. ‘Ik merk dat mijn verwachtingen in Sint Maarten daardoor soms ook anders zijn geworden. Dan zeggen mijn neefjes en nichtjes: ‘Maar Shanda, zo doen we dat hier niet.’ Dat houdt me ook scherp. Als ik terug in Nederland ben, begrijp ik de Nederlanders soms ook beter.’
Stel dat ik jouw leven makkelijker kon maken door je een witte Nederlander te laten zijn. Zou je dat willen? Of blijf je liever de opvallende, donkere vrouw in de ruimte?
Shanda antwoordt meteen: ‘Nee.’ Waarop Schelberg reageert: ‘Maar het maakt je leven wel makkelijker.’ Shanda glimlacht en zegt: ‘Kleur geeft vrolijkheid. Kleur straalt verbinding uit. Kleur is niet alleen negatief of positief. Kleur is alles. Ik ben trots op mijn kleur, ook al heb ik soms het gevoel dat mensen me daardoor in een hokje willen stoppen.’
Maaike: Openhartig over schulden en toekomstdromen - 'ik schaam me niet meer'.
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Maaike ter Raa (34 jaar)
Maaike groeide op in een instabiel gezin. Toen haar ouders niet meer voor haar konden zorgen, verhuisde ze naar familie in Berlijn. Daar kwam ze in contact met verkeerde mensen en raakte ze verslaafd aan softdrugs. Het duurde niet lang voordat harddrugs, zoals cocaïne en heroïne, haar leven volledig overnamen. Na een zware tijd in Berlijn keerde Maaike terug naar Nederland, waar ze als dakloze op straat leefde. Toen Maaike erachter kwam dat ze zwanger was, besloot ze haar leven te veranderen. Voor haar zoon Sem, die nu 12 jaar is, zette ze alles op alles om haar verslaving te overwinnen en een beter leven op te bouwen.
Maaike is een geboren en getogen Hengeloër, en woont samen met haar twee kinderen in een gezellig appartement. Ze voelt zich dankbaar voor het dak boven haar hoofd en neemt vaak een moment op de bank om stil te staan bij alles wat ze heeft. Maar haar leven is niet altijd zo stabiel geweest. Op twaalfjarige leeftijd maakten haar ouders een vechtscheiding door, waarbij zij en haar broer in het middelpunt stonden. Haar vader, die in het leger diende, worstelde met PTSS, en haar moeder kreeg een hersenbloeding. Hierdoor konden ze niet langer voor Maaike en haar broer zorgen, en ze moest ze naar Berlijn verhuizen om bij familie te gaan wonen.
De overgang was zwaar voor Maaike. Ze sprak de taal niet en kende de stad niet. In deze nieuwe omgeving voelde ze zich vaak eenzaam en onbegrepen. Ze vond troost bij vrienden en vriendjes, en liep vaak van huis weg om aan de druk te ontsnappen. Toch heeft ze geleerd om sterk te blijven en haar eigen weg te vinden.
Hoe begon het?
‘Het begon met een joint,’ vertelt Maaike rustig. ‘Maar al snel volgden harddrugs. Vanaf mijn zestiende gebruikte ik cocaïne en heroïne. Ik heb een tijd op straat geleefd, belandde in de gevangenis, kwam er weer uit en ging opnieuw de fout in. Ik heb écht veel meegemaakt.’
Ze pauzeert even en kijkt naar haar zoon Sem, die naast haar op de bank zit. Door een studiedag is hij vandaag vrij van school, en Maaike heeft hem bewust meegenomen naar het interview. Het is bewonderenswaardig dat ze haar verhaal vertelt, zelfs terwijl haar zoon erbij is.
Ze gaat verder: ‘Toen ik ontdekte dat ik in verwachting was van Sem, voelde ik iets veranderen. Een moedergevoel. Ik hoorde zijn hartje kloppen, en dat was het moment dat alles voor mij veranderde.’ Ze glimlacht even. ‘Ik heb toen zelf contact opgenomen met een kliniek en ben daar 14 maanden geweest om mijn leven op de rails te krijgen.’
Naar een afkickkliniek?
‘Ja, ik ben opgenomen bij Verslavingszorg Noord Nederland in Groningen. Dit is de enige kliniek waar je ook je kind mee naartoe kunt nemen of waar je zelfs kunt bevallen. Dat was de beste beslissing die ik ooit heb genomen. Na mijn opname heb ik nog acht maanden begeleid gewoond in Enschede bij RIBW. En nu woon ik al 11 jaar in mijn eigen huis.’
Je bent dus nu 11 jaar clean?
Trots antwoordt Maaike: ‘Ja.’ Ze voegt er aan toe dat het een uitdagende reis is geweest. ‘Het leven is wat je er zelf van maakt. Ik ben dankbaar voor alles wat ik nu heb.’
Je raakt verslaafd als 16- jarige. Leeft onder een brug. Hoe is dat?
‘Dat was angstaanjagend. Het was een heel enge periode. Ik heb veel meegemaakt, zoals geweld en misbruik. Ik moest constant zorgen dat ik aan geld kwam. Een man gaat inbreken, terwijl een vrouw haar lichaam leent.’
Verschrikkelijk. Hoe was dat voor je?
Maaike hoeft er niet lang over na te denken. ‘Je zit in een soort overlevingsmodus. Hetzelfde geldt voor de drugs. Je gaat van de ene high naar de andere high. Zodra je je weer rot voelt, grijp je weer naar de drugs. Het is een neerwaartse spiraal waar je maar moeilijk uit kunt komen.’
En toch was je altijd bezig met aan geld komen?
‘Dat klopt. Het geld gaat razendsnel op. Vijfhonderd euro per dag was niets. Het gaat niet om kleine bedragen.’
Je doet dan toch criminele dingen, of laat je weer gebruiken…
‘Af en toe ging het een paar weken, of zelfs maanden, beter. Dan had ik een kamer of zelfs een huisje. Maar het ging altijd weer mis, en raakte ik die kamer weer kwijt. Mijn uitkering werd stopgezet of ik pleegde weer diefstal,’ legt Maaike uit.
Sander Schelberg vindt het onwerkelijk dat dit allemaal in Nederland is gebeurd. ‘Het gebeurde gewoon onder onze ogen,’ zegt hij en vraagt: ‘Waar woonde je toen?’
Maaike antwoordt: ‘Ik was zwervend, tussen Deventer en Hengelo. Dat is écht waar. Het gebeurt gewoon onder je neus. Onze familie was nooit echt hecht, dus daar kon ik ook niet op bouwen. Met mijn vader en moeder ging het allebei heel slecht, dus ik had ook bij hen geen steun.’
Hoe kijken mensen naar die jonge vrouw die aan de onderkant van de samenleving zit? Voelt dat zo?
‘Op dat moment zeker. Het voelde alsof niemand naar je omkijkt. Nu gelukkig totaal niet meer. Maar toen leek het alsof er een soort zwarte vitrage over de wereld hing. Je ziet wel kleur, maar alles is dof. Mensen kijken afgunstig naar je, oordelend.’
Helpen ze je niet?
‘Nee,’ zegt Maaike. ‘Je moet het echt zelf doen en willen. Daar ben ik het mee eens. Als je jezelf niet wilt helpen, kan een ander dat ook niet.’
Toch helpt Maaike altijd als ze een jongen of meisje op straat ziet lopen. ‘Ik help altijd. Ik loop ernaartoe.’ Ze had gewild dat mensen dat ook bij haar deden. ‘Wat kost die ene minuut nou om even te vragen: hoe gaat het? Kan ik iets voor je doen? Wil je wat eten? Geld geven doen we niet, maar ik ben bereid om even bij de supermarkt naar binnen te gaan en een flesje drinken of iets te halen.’
Dit terwijl Maaike het zelf ook goed kan gebruiken. Maar door de ervaringen die ze heeft opgedaan, weet ze hoe het is om aan die kant van de samenleving te belanden.
Waar kwam je terecht toen je dakloos was?
‘In de winter zocht je vaak beschutting in portiekjes, omdat het buiten zo koud was. Hier in Hengelo ging om 07.30 uur de AC de Toren open. Dan kon je daar even naar binnen om op te warmen, koffie te drinken, je kleren te wassen en te douchen. En daarna ging je weer de straat op. Toen was ik 17 jaar.’
Je was aan de goden overgeleverd. Dat is moeilijk om te beseffen.
‘Ik kan me nu ook slecht herinneren hoe dat voelde. Wat ik wel weet, is dat ik het niet meer wil. We zitten vaak 's avonds op de bank en dan zeg ik tegen mijn zoon: wat hebben we het toch goed. Ik woon nu in een leuke flat.’
Heb je werk of een uitkering?
‘Ik ontvang een uitkering, maar ik doe veel vrijwilligerswerk bij de voetbalvereniging van mijn oudste zoon, Sem. Daar geef ik training, ben ik coach en teammanager.’
Heb je ook schulden?
Maaike praat hier openhartig over. ‘Ja, ik sta onder bewindvoering.’ Ze schaamt zich niet voor het bedrag aan schulden dat ze nog heeft. ‘Ik heb deze schulden opgebouwd in die tijd. Het was heel gemakkelijk om bij verschillende bedrijven voor bijvoorbeeld 4000 euro aan spullen te bestellen. Die verkochte ik dan weer door. Ik deed alles om aan geld te komen.’
Sander Schelberg is onder de indruk van hoe open Maaike over haar schulden praat. ‘Je bent dus al 11 jaar clean, maar je staat nog onder bewindvoering. En daarom ga je ook naar de voedselbank.’
Maaike knikt instemmend. ‘Inderdaad, en niet alleen de voedselbank. De gemeente komt me ook op veel manieren tegemoet.’
Vind je het gek om in de rij te staan bij de voedselbank?
‘In het begin schaamde ik me daarvoor. Maar nu niet meer. Door naar de voedselbank te gaan, houd ik meer weekgeld over, zodat ik af en toe een kopje koffie kan drinken. Ik moet met mijn twee kinderen en hondje van 70 euro per week rondkomen. Dat is niet veel, maar dankzij de voedselbank lukt het om van dit bedrag te leven. Ik krijg vijf volle tassen en daar ben ik heel blij mee.’
Maaike heeft een passie voor koken. ‘Ik houd van koken. Het is elke week weer een verrassing wat je krijgt. Dat maakt het ook leuk; het is bijna een soort verrassingspakket.’
Hoe ga je uit de schulden komen?
‘Soms denk ik dat het niet zal lukken, maar ik doe mijn best. Als ik kleren koop, ga ik als eerste naar de koopjeshoek,’ zegt Maaike.
Sander Schelberg wendt zich tot Maaike's zoon, die naast haar op de bank zit. ‘Hoe ervaar jij dat? Weten je vriendjes op school dat jouw gezin… hoe noem je het?’ vraagt hij.
Sem antwoordt: ‘Anders is? Mama zorgt er altijd voor dat ik het goed heb. Ik ga niet naar school zonder eten of fatsoenlijke kleren. Soms moet ze nee zeggen als het om geld gaat. Maar als het écht nodig is, doet ze het wel. Naar de voedselbank gaan vind ik ook niet vervelend.’
Maaike voegt toe: ‘Ik zeg ook vaak nee tegen mezelf. Voor mezelf doe ik weinig. De kinderen gaan voor. Laatst heb ik voor het eerst in zes jaar weer een kledingstuk gekocht dat ik écht nodig had. De rest gaat naar de kinderen. Ik vind het belangrijk dat ze niet geplaagd of gepest worden op school.’
Het is knap dat je zo open bent.
‘Ik schaam me er niet meer voor. Als de situatie anders was geweest, dan misschien wel. Ik probeer nu altijd anderen bewust te maken van hoe snel het mis kan gaan. Bijvoorbeeld ook bij vrienden van mijn zoon. Als ik weet dat zij roken of vapen, probeer ik uit te leggen wat de consequenties zijn. Ik merk dat ik daardoor banger ben dan noodzakelijk. Ik wil niet dat mijn zoon 's avonds met vrienden over de kermis loopt.’
Maaike vervolgt: ‘Soms heb ik wel eens van die momenten waarop ik hoopte dat het anders was. Met kerst zie je dan hele families bij elkaar aan tafel zitten. Dan denk ik: wat zou dat heerlijk zijn. Zo lekker normaal. Nu moet ik alle rollen vervullen: opa, oma, papa… Dat voelt soms eenzaam. Maar gelukkig heb ik wel vrienden om me heen.’
Wat als ik je verleden kon wegtoveren?
Zonder aarzelen zegt Maaike: ‘Nee, daar zou ik niet voor kiezen. Mijn verleden heeft me gemaakt tot wie ik nu ben. Ik heb nu een mooie manier van denken over dingen.’
Waar sta je over 10 jaar?
Deze vraag laat Maaike glimlachen. ‘Ik hoop dat ik iets met eten kan doen, misschien in de catering. In ieder geval werken. Ik hoop dat ik dan iets terug kan doen voor alles wat ik heb gekregen. Met de kinderen gaat het goed. Sem is afgestudeerd en mijn jongste zit op de middelbare school. Misschien kan ik dan wel in een ander huisje wonen.’
Corney: Van bedrijf naar betekenis: ‘Ik ben op zoek naar de balans tussen natuur en landbouw.’
Interview met Sander Schelberg en Corney Niemeijer (58 jaar). Corney heeft een natuurinclusief landbouwbedrijf, genaamd Landerije de Bunte.
Corney Niemeijer woont in Oele en runt een natuurinclusief landbouwbedrijf op landgoed Twickel, genaamd Landerije de Bunte. Hij streeft naar optimalisatie in plaats van maximalisatie en zoekt voortdurend naar een balans tussen de behoefte van de natuur en de landbouw. Corney laat zien dat boeren op een alternatieve manier mogelijk is, wat soms tot onbegrip leidt.
Corney heeft bedrijfskunde gestudeerd aan het hbo en is gereformeerd opgevoed. Hij werd geboren in Enschede, maar woonde ook in Groningen en Friesland. In 1999 vestigde hij zich in Ambt Delden en vanaf 2002 woont hij in Oele. Als verkoopleider verdiende hij een goed salaris, maar hij voelde dat het werk niet strookte met zijn persoonlijke normen en waarden. Voor Corney draait het niet om geld, maar om zingeving. Hij besloot zijn baan op te zeggen om op zoek te gaan naar een gelukkig en betekenisvol leven.
Hoe heeft de overgang van het werken in het bedrijfsleven naar een leven als boer je kijk op succes en voldoening veranderd?
Corney vertelt: ‘Er gebeurde iets bij mijn werkgever dat voor mij de druppel was. Toen heb ik besloten te stoppen. Ik was toen 30 jaar, verdiende een ton per jaar, had een vrijstaande woning en reed in een grote Volvo. Volgens maatschappelijke maatstaven had ik het goed voor elkaar, maar het voelde niet als mijn eindbestemming. Dus heb ik een ander pad gekozen.’
Hij besloot verschillende richtingen te verkennen. Zo heeft hij gekeken naar het opzetten van een jeugdherberg in Curaçao, het doen van ontwikkelingswerk in Mozambique via ZOA, een camping beginnen in Frankrijk of het opstarten van een uitvaartonderneming in Groningen. Deze diverse ervaringen boden Corney een gezonde balans tussen fysieke en mentale inspanning. ‘Dat is beter voor een mens.’
‘Naast al mijn andere plannen had ik ook een boerderijplan ontwikkeld. Ik kocht een boerderij in Drenthe, maar helaas werd mijn financieringsaanvraag door de bank afgewezen – ze hadden geen vertrouwen in mijn concept. Toch gaf ik niet op. Uiteindelijk kon ik mijn plan waarmaken op Landgoed Twickel. Binnen 3 maanden na mijn eerste kennismaking met Twickel, had ik mijn huis in Groningen verkocht en verhuisde ik naar Ambt Delden. Daar heb ik het melkschapenbedrijf opgezet, en binnen twee jaar boeken we al winst.’
‘Helaas liep mijn relatie stuk en besloten mijn ex-vrouw en ik uit elkaar te gaan. Het uitkopen van haar aandeel was geen optie, omdat de financiering te zwaar zou worden. Daarom hebben we de boerderij als ‘going concern’ verkocht. Dit betekent dat het bedrijf wordt verkocht terwijl het nog operationeel is en als lopend bedrijf wordt voortgezet. Kort daarna ontdekte ik dat de boerderij waar ik nu woon en werk leegstond. Zo kwam het dat ik daar bijna twee jaar anti-kraak heb gewoond en gewerkt.’
Hoe ga je om met de kritiek die je ontvangt vanwege je natuurinclusieve aanpak en wat motiveert je om ondanks die weerstand door te zetten?
‘Ik streef niet naar het maximale, maar naar het optimale. Zo raakte ik betrokken bij het project 'Boeren voor Natuur,' dat streeft naar een balans tussen natuur en landbouw door een extensief bedrijfssysteem. Hierbij wordt alleen eigen mest gebruikt, werken we met aangepaste grondwaterstanden en brengen we meer natuur terug en voegen landschapselementen toe. Onder andere de provincie, waterschappen en de gemeente Hengelo waren hierbij betrokken. Dit viel niet overal in de buurt in goede aarde. Als boer verhoog je de waterstanden niet zomaar. Door mijn natuurinclusieve manier van boeren krijg ik dan ook vaak kritiek.’
Als je zegt tegen mensen om je heen: ik ben boer. Hoe kijken zij dan naar jou?
‘Mensen vinden het vaak lastig als je vertelt dat je boer bent. Vroeger had bijna iedereen wel een boer in de familie, maar dat is nu veel minder vanzelfsprekend. De afstand tussen boer en inwoner is daardoor enorm gegroeid. Bovendien zijn de berichten over de agrarische sector de laatste tijd vooral negatief. Slecht water? De schuld van de boer. Minder biodiversiteit? De boer is de boosdoener. Geen weidevogels meer? Dat komt door de boeren. Het lijkt alsof alles op ons wordt afgeschoven. Maar boeren dragen ook positief bij aan de agrarische cultuur, alleen hoor je daar bijna niets over. Dat vind ik jammer.’Bovenkant formulierOnderkant formulier
Je moet uitleggen dat je boer bent. Heb je het gevoel dat je jezelf moet verantwoorden?
‘Afhankelijk van wie tegenover je zit, moet je soms uitleggen wat je precies doet als boer. Voor veel mensen zijn er altijd vragen over hoe je werkt. Als ze horen dat ik een natuurinclusief landbouwbedrijf met schapen heb, worden ze vaak nieuwsgierig en reageren ze meestal positief. Voor veel andere boeren is er nog onduidelijkheid over mijn werkwijze. Omdat ik werk met natuur, water en landschap en alleen schapen houd, wordt dat vaak niet serieus genomen. De landbouwsector is over het algemeen nog niet klaar voor dit soort bedrijfssystemen waarbij je ook diensten levert aan de samenleving.’
Zou je niet gelukkig kunnen zijn als melkveehouder?
Corney heeft liever het heft in eigen hand. Hij wil geen boekhouder die hem voorschrijft hoe hij moet werken, of een voeradviseur die hem vertelt wat hij moet doen. Zijn antwoord is dan ook simpel: ‘Nee. Maar ik begrijp wel waarom andere boeren zo werken.’
Dit bedrijf heeft Corney zelf opgericht, en als hij weggaat, is er niemand die het zal overnemen. Dan komt het ook tot een einde. ‘Als het een familiebedrijf is, moet je er altijd voor zorgen dat de kachel blijft branden voor de familie: opa, oma, vader, moeder... Zij richten zich vaak op groei. Een boer zegt bijvoorbeeld wel eens: 'Toen ik het bedrijf overnam, had ik 60 dieren. Nu heb ik er 120!' Dan lijkt het alsof je het goed hebt gedaan. Maar ik vraag me af: 'Ben je er gelukkiger van geworden?' En dan krijg ik vaak geen antwoord. Voor sommige mensen brengt zo’n groot bedrijf geluk, maar voor velen ook niet.’
Waar komt dan de kritiek naar jou toe voor?
‘Wanneer je als boer of ondernemer afwijkt van de norm, loop je het risico om op te vallen, en dat proberen veel mensen te vermijden. 20 jaar geleden was er een bijeenkomst waarin het plan voor Boeren voor Natuur werd gepresenteerd door het Ministerie, Waterschap, Provincie, gemeentes en Twickel. Een paar buren waren opgehitst. Op een tekening was mijn boerderij afgebeeld met een shovel ervoor, en deze was duidelijk zichtbaar in de zaal opgehangen. Het doel van sommigen was duidelijk. Wat opviel, was dat niemand de moed had om de tekening weg te halen, ondanks de oplopende spanningen.’
Dit liet zien dat veel mensen niet durven in te grijpen als er druk wordt uitgeoefend op deze manier. Ook Corney heeft dit persoonlijk ervaren. ‘Ik ben zelfs letterlijk bij mijn keel gegrepen, tot bloedens toe. Er werd bedreigd met een kogel door mijn hoofd, en iemand anders zei dat 2 kogels nog beter waren. Dat was geen loze bedreiging.’ Deze gebeurtenissen laten diepe sporen na.
Wat doet dat met je?
‘Mijn vertrouwen in mensen heeft een flinke deuk opgelopen, en ik voelde me totaal niet gesteund. Men zei dat het mijn eigen schuld was, omdat ik niet had meegedaan met de rest. Daarmee schoof iedereen de verantwoordelijkheid van zich af, zonder zelf na te denken over hun eigen rol. Maar waarom zou je moeten meebewegen onder dreiging en geweld? En dat alleen omdat wij op onze boerderij iets anders doen, waar de natuur, het water en biodiversiteit juist van profiteren.’
Ben je nu waar je graag zou willen zijn?
‘Dat weet ik niet precies. Ik doe veel verschillende dingen. Zo ben ik momenteel gespreksleider bij een podcast die gaat over de reis en bestemming in balans. Dat vind ik ontzettend boeiend. Dankzij die podcast besef ik nu dat ik ook iemand ben die nog steeds onderweg is. Maar ik ben nog niet op mijn bestemming,’ zegt Corney.
Sander Schelberg reageert met de vraag: ‘Wanneer is een mens eigenlijk op zijn bestemming?’ Corney moet lachen; dit is een moeilijke vraag. ‘Ik denk dat je eerder kunt zeggen: 'Waarvoor ben ik bestemd?' Gaandeweg stel je je doelen bij. Het behalen van doelen is voor mij belangrijk, maar ik ben nog niet klaar. Ik wil dingen doen die me gelukkig maken.’
Sander Schelberg geeft aan dat hij soms zou willen dat hij tevreden kon zijn met een 9-tot-5-baan en repeterende werkzaamheden, maar hij wordt daar niet gelukkig van. ‘Toch zijn er mensen die daar wel gelukkig van worden,’ zegt hij. ‘Daar ben ik jaloers op.’
Corney knikt instemmend. ‘Ik denk dat deze mensen een reis doormaken om het voor iedereen aangenaam te maken. Ik hoorde laatst de term IABW’ers: mensen die zich in alle bochten wringen om anderen te plezieren. Dat is iets wat een groot deel van de samenleving doet. Vaak doe je wat een ander wil, en er wordt van je verwacht dat je je op een bepaalde manier gedraagt. Maar dat wil ik niet. Daarom zeggen mensen wel eens dat ik op een vreemde manier aan het boeren ben.’
Gaat dit normaal worden, hoe jij werkt?
‘Dat denk ik niet. Wel denk ik dat agrarisch natuurbeheer een belangrijke rol gaat spelen.’
Heb je wel eens te maken met sceptici? Tegenstanders?
‘Mensen reageren vaak anders. Het hangt ook af van wie er op bezoek komt. Wanneer iemand hierheen komt en ik mijn verhaal kan uitleggen, zijn ze meestal geïnteresseerd. Met een collega-boer heb ik een ander soort gesprek. Ik moet mijn verhaal vaak meerdere keren uitleggen voordat ze het begrijpen. Ik ben ervan overtuigd dat ik mensen de meerwaarde van mijn bedrijf kan laten zien.’
Hoe wordt er naar jou gekeken?
‘Dat interesseert me eigenlijk niet meer. Dat is iets wat met de jaren is gekomen. Tijdens overleggen spreek ik me net zo duidelijk uit als hier. Ik merk dat mensen dat vreemd vinden; je hoort niet zo duidelijk te zijn. Maar het doet er voor mij steeds minder toe wat anderen van mij denken. Ik heb bepaalde keuzes gemaakt om te komen waar ik nu ben, en misschien had ik achteraf andere keuzes kunnen maken, maar dat is niet hoe het gegaan is. Je makt de beste keuze die je op dat moment kunt maken, naar eer en geweten. Dat is goed genoeg, ook achteraf hoef je het niet beter te doen. Maar je moet wel de consequenties ervan dragen, en dat heb ik altijd gedaan en zal ik ook blijven doen.’
‘Ik merk vaak dat mensen zich afvragen: 'Zit ik wel op mijn plek?' Veel mensen doen niet waar ze gelukkig van worden en zitten vast in een systeem, simpelweg omdat ze een huis en een hypotheek hebben. Ik had ooit een mooie Volvo, maar daarna ben ik overgestapt op een Toyota van 14 jaar oud. Toen ik met mijn Volvo en in pak op het tankstation kwam, zeiden ze allemaal 'u', terwijl ze me in mijn spijkerbroek met de Toyota 'jij' en 'jou' noemden. Maar ik ben dezelfde persoon, en dat heeft me altijd verbaasd. Wat het me geleerd heeft? Het heeft me rijker gemaakt. Ik ben bewuster met dingen en mensen omgegaan, maar ik ben ook teleurgesteld in mensen. Weinig mensen maken echt verbinding, weinig mensen willen het verhaal van andere mensen echt horen.’
Luisteren mensen nu wel naar jouw verhaal?
‘Nee, ik weet ook niet zeker of mensen mijn verhaal wel willen horen, en eerlijk gezegd hoeven ze dat van mij ook niet per se. Maar ik vraag me wel af waarom zoveel mensen niet de moeite nemen om de ander beter te leren kennen. Als je het verhaal van iemand kent, voel je vaak meer betrokkenheid. Ik wil graag mensen leren kennen. Het is altijd interessant om met iemand in gesprek te gaan en hun verhaal te horen.’
Kerem: ‘Ik ben geen opgever; het leven is een les waar je altijd de positieve kant uit moet halen en nooit snel moet bij neerleggen.’
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Kerem Karahisar (47 jaar). Kerem is eigenaar van Hamam Het Oosten en voorzitter van de Ayasofya Moskee in Hengelo.
Kerem is een gedreven ondernemer uit Hengelo, die zijn unieke ervaringen als Turkse Nederlander en de veranderingen in de maatschappelijke kijk op moslims in Nederland deelt. In dit interview reflecteert hij op de uitdagingen die hij is tegengekomen, waaronder vooroordelen en veranderende percepties, en benadrukt hij het belang van strategie en open communicatie in het succesvol runnen van de moskee in Hengelo.
Kerem is geboren en getogen in Hengelo. Na een tijd raakte hij uitgekeken op zijn stad en besloot hij tijdelijk naar Rotterdam te verhuizen, waar hij bij zijn zus woonde en een kappersopleiding volgde. Voor de liefde keerde hij terug naar Hengelo. Met de nodige ervaring opgedaan in verschillende kapsalons, besloot Kerem zijn eigen zaak te starten.
Wilde je altijd al ondernemer worden?
Kerem vertelt: ‘Ja, ik heb 9 jaar lang met veel passie mijn eigen kapsalon gerund. Tijdens een vakantie in Turkije bezocht ik een traditionele hamam. Dat zette me aan het denken: waarom hebben we dit eigenlijk niet in Nederland? Het idee bleef maar hangen, en in 2009 voelde ik me klaar om de sprong te wagen en mijn eigen hamam te starten. Financieel kreeg ik het voor elkaar, maar helaas kwam ik in 2011 door de economische crisis voor een enorme uitdaging te staan. Mijn droom viel in duigen door een faillissement. Dat was een zware tijd, maar het heeft me ook sterker gemaakt.’
Wat gaf je de kracht en motivatie om door te gaan, zelfs toen je overwoog je zaak te verkopen?
Kerem legt uit: ‘Slechts 6 maanden na mijn faillissement besloot ik opnieuw te beginnen. Het was niet de bedoeling, maar ik kon mijn droom niet loslaten. Tot de coronacrisis ging het goed met Hamam Het Oosten, maar de pandemie nam een flinke hap uit mijn vooruitgang. Toch gaf ik niet op. Zelfs toen ik een jaar geleden overwoog de hamam te verkopen, kwam er onverwachts een geweldige medewerker in mijn team, wat me nieuwe energie gaf. Dat was voor mij het teken om door te zetten. Nu, met een personal trainer die zich binnenkort in het pand vestigt, heb ik besloten om de hamam uit de verkoop te halen en me volledig opnieuw in te zetten.’
Hoe is het om in Nederland ondernemer te zijn?
‘Ik heb er wel eens over nagedacht om als kapper aan de slag te gaan maar ik had altijd in mijn achterhoofd om verder te gaan naar iets anders,’ vertelt Kerem. ‘Ondernemen in Nederland is makkelijk. Je schrijft je gewoon in bij de KvK.’
Voor Kerem is vakkennis essentieel: ‘Het belangrijkste is dat je ergens goed in bent. Je moet je eerst verdiepen in het vakgebied waarmee je aan de slag gaat, of er zelfs voor gestudeerd hebben. Je moet niet denken: de buurman doet dit en het gaat goed, dus dat ik ga ik ook doen.’
Bij Hamam Het Oosten draait Kerem volledig mee in de dagelijkse werkzaamheden, van schoonmaken tot masseren. ‘Ik ben niet afhankelijk van anderen, ik kan alles zelf.’ Zijn advies voor andere ondernemers? ‘Begin klein en laat je bedrijf organisch groeien. Geduld is de sleutel.’
Welke reacties kreeg je toen je failliet was?
‘Als je failliet gaat, ontdek je hoe hard de wereld kan zijn,’ vertelt Kerem. ‘Dat heb ik zelf ervaren. Gelukkig had ik mijn zaken goed geregeld en ben ik niets kwijtgeraakt. Maar zo is ondernemen; je hebt altijd die gedachte in je achterhoofd: ‘Wat als het niet lukt?’ In moeilijke tijden was ik dankbaar voor de steun van familie, een aantal goede vrienden en van mijn gezin, vooral mijn vrouw en kinderen. Zij staan altijd achter me.’
Kerem merkt op dat de samenleving ook meedogenloos kan zijn wanneer je failliet gaat. ‘Iedereen gaat verder met zijn eigen leven en denkt niet aan jou. Mensen denken vooral aan zichzelf, zo is de wereld.’ Sander Schelberg vraagt daarop: ‘Hebben mensen dan een oordeel over een ondernemer die failliet gaat?’
‘Dat hangt ervan af hoe je ermee omgaat. Als je schulden achterlaat, vinden mensen dat natuurlijk vervelend. Maar in mijn geval was dat niet zo. Mijn klanten kwamen, betaalden, en vertrokken. Natuurlijk vonden ze het jammer dat ze niet meer konden komen.’
Hoe kijkt de samenleving naar een ondernemer die failliet is?
Kerem denkt even na voordat hij antwoordt: ‘Hoe mensen naar mij hebben gekeken, weet ik eigenlijk niet. Maar ik heb er wel veel van geleerd. Het heeft me een betere ondernemer gemaakt. Je wordt er harder van, en ik ben blij dat ik niemand heb benadeeld en dat ook niemand mij benadeeld heeft. Ik heb bijvoorbeeld mijn cadeaubonnen geldig gehouden, en toen we weer open gingen, konden klanten hun bonnen gewoon gebruiken. Voor mij is eerlijkheid naar mijn klanten altijd het allerbelangrijkste. Je eer en naam zijn belangrijker dan een faillissement. En ja, een faillissement kan gebeuren, maar ik geef niet op.’
Sander Schelberg knikt instemmend en zegt met overtuiging: ‘Kerem is inderdaad een doorzetter.’
Naast dat je ondernemer bent, ben je ook Turks en moslim. Voel je je Turks?
‘Ik ben geboren en getogen in Hengelo, maar diep van binnen voel ik me zeker Turks,’ vertelt Kerem. ‘Ik ben opgegroeid met Turkse tradities, eten en drinken, en ik ben vaak in Turkije op vakantie geweest. Dus ja, ik voel me Turks. Maar als ik door Turkije loop, voel ik me ook weer een Nederlander,’ voegt hij lachend toe. ‘Dat komt door de normen en waarden die ik hier heb meegekregen.’
Kerem beheerst de Turkse taal vloeiend, en dat helpt hem om de band met zijn afkomst te behouden. ‘In het westen van Nederland noemen ze me vaak een echte Tukker, en dan vragen ze: ‘Kom je uit de Achterhoek?,’ grapt hij. Kerem beschouwt het opgroeien gecombineerd met zijn Turkse achtergrond, als een verrijking. ‘Ik heb hier de Nederlandse normen en waarden geleerd, maar ik ben ook islamitisch.’
‘Ik ben blij dat ik beide kanten heb. In Nederland voel ik me thuis, maar hoe je ergens in past, hangt ook van jezelf af. Natuurlijk heb ik vroeger wel eens iets meegemaakt, bijvoorbeeld omdat ik donker haar heb. Maar dat is in Rotterdam anders dan hier in Twente. In Rotterdam heb je meer diversiteit: Surinamers, Marrokkanen, Turken. In Hengelo en omstreken is dat minder.’
Hoe kijken mensen naar je?
‘Vroeger op school had ik nooit het gevoel dat mensen anders naar mij keken vanwege mijn Turkse uiterlijk,’ begint Kerem. ‘Er zaten namelijk meer Turkse kinderen in mijn klas. Maar nu, als ondernemer, moet ik me twee keer zo hard inzetten om mezelf te bewijzen.’
Hoewel Kerem niet vaak discriminatie of achterstelling heeft ervaren, herinnert hij zich een verhaal van zijn moeder. ‘Mijn moeder droeg vroeger geen hoofddoek. Ze is blank en heeft lichtbruin haar. In een bepaalde winkel werd ze altijd aangesproken met ‘mevrouw’. Maar toen ze later een hoofddoek ging dragen, werd ze in diezelfde winkel opeens niet meer aangesproken.’
‘In Twente heb ik meer discriminatie ervaren, omdat men daar toch iets minder gewend is dan in het westen, vooral als je van Turkse afkomst bent,’ vertelt Kerem. Hij denkt terug aan zijn jeugd: ‘Bij mijn voetbalclub douchte ik altijd met mijn onderbroek aan vanwege mijn geloof. De jongens vroegen me verbaasd: ‘Huh heb je een onderbroek aan? Douchte je thuis ook met een onderbroek?’ Dat soort dingen,’ lacht hij. ‘Ik zie wel een verschil met 30-40 jaar geleden. Het wordt nu minder door de multiculturele samenleving van nu.’
Maak je dit in Turkije niet mee?
‘In Turkije ben ik een Nederlandse Turk,’ vertelt Kerem. ‘Ik voel me in Nederland thuis omdat ik de taal goed beheers, maar in Turkije voel ik me ook thuis, omdat ik daar de taal net zo goed spreek. Vooral in Turkije is taal erg belangrijk. Als je de taal spreekt, word je niet gezien als een ‘Europese Turk’. En als je goed Engels spreekt, word je overal ter wereld geaccepteerd.’
Het ligt dus eigenlijk veel aan jezelf?
‘Ja, je moet je aanpassen aan je omgeving, zowel qua kleding als taal. Vroeger, als we bijvoorbeeld op bezoek gingen bij Arabisch-Turkse mensen, werd er soms Arabisch onderling gesproken. Dat begreep ik niet, ik voelde me daar ongemakkelijk bij. Ik had het idee dat er over mij of ons werd gepraat, terwijl het voor hen gewoon makkelijker was om op dat moment in hun eigen taal te spreken. Maar taal is belangrijk. Als mensen een andere taal spraken of gaan fluisteren, krijg je al snel de indruk dat het over jou gaat’
Ben je ook actief bij de moskee van Hengelo?
‘Zeker! Sinds 1978 hebben we een moskee in Hengelo. Na een paar keer te zijn verhuisd, hebben we een paar jaar geleden een grote stap gezet. We hebben een deel van het oude schoolgebouw (katholieke Hildegrimschool) gesloopt en een ander deel gerenoveerd, en zo hebben we een verbinding gemaakt tussen 1923 en 2023. Dit hebben we gerealiseerd met onze eigen middelen en dankzij donaties en giften. Ik ben nu bijna 10 jaar voorzitter van onze moskee.’ Van huis uit kreeg Kerem het geloof mee, hij is er altijd actief mee geweest en heeft zich daarin ontwikkeld.
De club die de dragende kracht is van de moskee in Hengelo bestaat uit een aantal vrijwilligers. Maar op vrijdagen komen er zeker zo’n 300 tot 500 mensen naar de moskee, omdat Hengelo maar één moskee heeft en iedereen daarheen gaat. ‘Er komen daar allemaal onafhankelijke partijen bij elkaar. Het is echt een koepelorganisatie.’
Er is nog nooit een klacht binnengekomen over de moskee in Hengelo. Hoe denk je dat dat komt?
‘Strategie,’ zegt Kerem vastberaden. ‘Bij de bouw hebben we alles goed voorbereid. We hebben op dezelfde plek opnieuw gebouwd, wat ook hielp. We hebben de mensen rondom de moskee goed ingelicht, en er is geen woonwijk direct naast de moskee. Bovendien hebben we een sterke band met de gemeente. Die samenwerking is echt belangrijk. Het is vooral essentieel om open te zijn en veel met elkaar te delen.’
‘Je moet ook niet overdrijven. Een oproep tot gebed (de Ezan) één keer per week is voldoende. Dit gebeurt alleen tijdens het vrijdagmiddaggebed. Het is een symbolische actie, en dat mag. Het duurt ongeveer 3 minuten. Het geluid blijft binnen een bepaald decibelbereik. Natuurlijk, de ene persoon vindt het mooi, de ander niet.’
Sander Schelberg is er trots op dat er in Hengelo geen klachten zijn. ‘Het is prachtig dat Hengelo dit accepteert,’ zegt hij.
De rode draad van je verhaal is: je moet niet overdrijven. Klopt dat?
‘Ja, het gaat om het vinden van een middenweg, elkaar begrijpen en respecteren. Ik wil niemand iets opdringen, maar ik kan wel proberen iemand te overtuigen. In principe zijn alle geloven hetzelfde, en dat probeer ik altijd uit te leggen. We zijn allemaal broeders van elkaar. In het christendom is Jezus een belangrijk figuur, en in de islam wordt hij erkend als profeet en is hij net zo belangrijk.’
‘In sommige geloven wordt Jezus gezien als de zoon van God, maar dat past niet binnen de islamitische leer. Bij ons is Mohammed de laatste profeet. Het verschil is dus niet zo groot; uiteindelijk draait het om hetzelfde. We moeten naar de overeenkomsten kijken, en dat is eigenlijk niet zo moeilijk.’
Hoe heb je de afgelopen jaren de samenleving en de kijk op moslims zien veranderen?
Hier moet Kerem even over nadenken voordat hij antwoord geeft. Uiteindelijk zegt hij: ‘Het is veranderd. Maar ik probeer altijd positief te blijven. De grootste verandering vond plaats na 9/11. Dat heb ik zeker gemerkt. Mensen gedragen zich anders; dat zie je en dat lees je. Veel mensen verdiepen zich er niet verder in. De een gaat zich in de islam verdiepen, terwijl de ander zich juist afkeert. Ook de decennia lange conflicten in het Midden-Oosten hebben een impact op de perceptie van de samenleving.’
En jij? Wat ervaar je in Hengelo? Wat is er veranderd?
‘Er zijn mensen die anders kijken naar een vrouw met een hoofddoek. Mijn vrouw is daar vrij in; ze heeft een tijd een hoofddoek gedragen, maar dat vond ze moeilijk. Ze werd er vaak op aangesproken. Wanneer je je anders gaat kleden, maak je dat mee. De media speelt daar ook een grote rol in. De invloed van de media is enorm.’
Wat doet die media?
‘Ze brengen dingen op een bepaalde manier over. Ik lees bijvoorbeeld zowel Nederlandse als Turkse media, en die berichten verschillen vaak van elkaar. Het wordt vaak maar vanuit één perspectief verteld, en dat vind ik jammer.’
Sander Schelberg vraagt of moslims na 9/11 als een bedreiging zijn gaan gelden voor mensen. Kerem antwoordt: ‘Ja. Vroeger accepteerde men iemand met een baard, maar na 9/11 is er een imago ontstaan. Iemand met een baard en een gewaad wordt nu al snel gezien als een terrorist.’
‘Vroeger was het een cultuur van elkaar leren kennen. Je deed iets voor iemand, en de ander deed wat terug. Het ging niet om geld. Maar de samenleving is veranderd door het internet en de media. In plaats van dat de wereld opener wordt, wordt deze kleiner en harder’
Als je kon worden omgetoverd tot een blanke Nederlander. Iemand die nooit failliet is geweest of harder moest werken. Mag dat weggetoverd worden?
‘Ik kies daar niet voor. Soms zou ik het willen, maar ik denk dat ik dan niet ben geworden wie ik nu ben. Dan was ik nooit uit mijn comfortzone getreden. Ik heb zeker moeilijke tijden meegemaakt, maar ik zie het leven als een les. Je moet altijd de positieve kant ervan inzien en niet snel opgeven. Dankzij mijn doorzettingsvermogen probeer ik altijd mijn doel te behalen. Kijk naar de moskee in Hengelo, maar ook naar deze onderneming. Ik ben geen opgever.’
‘Een toverstaf… Dat is makkelijk. Maar dan was ik niet geworden wie ik nu ben. Dan had ik geen verhaal. Dan hadden we hier koffie zitten drinken en gepraat over koetjes en kalfjes. Het leven bestaat juist uit verhalen, uit momenten en emoties. Als iemand overlijdt, vertellen we ook verhalen over die persoon.’
Wegtoveren mag dus niet.
‘Nee, ik denk dat ik iets moois heb neergezet voor Hengelo, zoals de hamam en de moskee. Ik weet wat ik heb bereikt en waar ik nog steeds aan werk, en daar ben ik trots op. Ik heb goede mensen om me heen en ben iedereen erg dankbaar.’
‘Uiteraard hebben we de moskee samen gebouwd, maar ik heb wel als locomotief gefungeerd. Ook bij mijn onderneming heb ik geluk gehad met mensen die me gesteund hebben.’
Nathalie: ‘Van zeven vinkjes, ging ik naar vijf vinkjes.’
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Nathalie Slot. Nathalie is transgender.
Nathalie Slot komt in 1971 als jongen ter wereld. Maar ze weet al op jonge leeftijd dat haar geboortegeslacht niet klopt bij wie zij is. Toch bewandelt ze nog een lange weg voor haar transitie in 2014.
Nathalie vertelt: ‘Ik was een jaar of vier, speelde altijd met meiden en als je die leeftijd hebt ben je heel vrij. Ik kan me nog goed herinneren dat ik dacht, zo hoort het bij mij ook te zijn. Dat is verwarrend en je weet niet zo goed wat je er mee moet. Ik heb er niets mee gedaan toen. Een paar jaar later, ik was een jaar of tien, vertelde mijn zus die op het VWO op Twickel zat, dat een klasgenote voortaan door het leven ging als klasgenoot. Toen had ik misschien mijn vinger op moeten steken.’
Je herkende iets bij jezelf?
‘Ik dacht, nu krijgt het een naam. Je hoorde daar toch nooit iets van. Maar vanaf toen was het voor mij blijvend aanwezig. Het besef dat je lijf niet klopt met hoe je je voelt. En hoe moet je je dan gedragen? Hoe moet ik mij gedragen als jongen, als zoon, als echtgenoot, als vader? Dat wist ik niet zo goed. Ik keek dat af bij anderen en dat deed ik dan maar na. Op die manier ben ik mijzelf behoorlijk kwijtgeraakt. Ik voetbalde bijvoorbeeld, vond ik ook leuk, maar toen ik ouder werd en zeker in de puberteit ging het heel erg schuren. Wist ik niet hoe ik mij een houding moest geven. Ik was bang dat ik door de mand zou vallen. Ik voelde vooral veel ongemak bij jongens. Ik had schaamte voor mijn mannelijke verschijning zeg maar. Dat heeft me eigenlijk tot mijn 42e van depressie naar depressie geduwd.’
Je zit met je eigen lijf in de knoei.
‘Ik had heel erg de angst om voor gek uitgemaakt te worden. Om mensen die mij dierbaar waren kwijt te raken. Dat uitte zich in dat ik van tijd tot tijd probeerde toe te geven aan gevoelens om er als vrouw uit te zien. Als kleine jongen trok ik de kleren van mijn moeder aan. Later kocht ik vrouwenkleding en make-up. En dan kwam altijd onvermijdelijk het moment dat ik dacht: nee, dit is niet goed. Dit is slecht. Het begon met name te knellen toen ik 14, 15, 16 werd.’
Toen was het geen verkleden meer, toen besefte je ‘dit past bij me’.
‘Ja. Maar ik vond het niet normaal bij mezelf en ik verachtte me er zelf om.’
Waarom verachtte je jezelf?
‘Omdat het niet bij elkaar klopte en ik een groot geheim met me meedroeg.‘
Is het de omgeving die maakt dat je die botsing hebt?
‘Uiteraard. Dat is heel veel invulling die je er zelf aan geeft. Je denkt dat het niet normaal is. Je leest er nooit over, ziet er nooit iets van. Als ik er iets over hoorde in mijn omgeving, werden die mensen vaak weggezet als gestoord. Dan ga je ook denken dat het slecht is. Daardoor ben ik een hele periode depressief geweest. Die situatie heeft eigenlijk geduurd tot 2014.’
Ondertussen trouwt Nathalie met een vrouw en krijgt kinderen. Ze vertelt over deze tijd: ‘Ik heb ook heel veel gelukkige momenten gehad. Het krijgen van kinderen is natuurlijk geweldig en ze geven heel veel afleiding. Maar botsingen waren er ook. Ik was bijvoorbeeld heel jaloers op de zwangerschappen van mijn vrouw. Ik wilde het liefst zelf een kind dragen. Daar kon ik het niet met haar over hebben. Dat is heel eenzaam en verdrietig.’
Nathalie loopt zo vast, dat ze in 2010 een poging doet om haar leven te beëindigen. Ze komt terecht op de PAAZ-afdeling in Almelo en doet daar een jaar groepspsychotherapie. Dat helpt haar ontzettend en haar zelfvertrouwen, zelfbeeld en autonomie nemen enorm toe.
Ze vertelt hierover: ‘Ik had een heel negatief zelfbeeld. In dat jaar in therapie ben ik er nog niet uitgekomen voor mezelf, maar het is wel groei geweest naar het moment dat ik mezelf sterk genoeg achtte om daarmee voor de dag te komen. Vanaf toen kon ik het leven een stuk beter aan. Die lijn heeft zich doorgezet tot het moment dat ik in 2014 zei: ik ben geen man, ik ben een vrouw.’
Hoe voelde dat?
‘Dat was een complete bevrijding. Ik kreeg heel veel positieve reacties van mijn omgeving. Mijn toenmalige vrouw vond het heel erg ingewikkeld en dat heeft tot een scheiding geleid met haar. Maar verder reageerde bijna iedereen positief. Of het nu mijn familie was of mijn vrienden waren, of dat het op de sportvereniging of mijn werk was. Ik heb een hele goede transitie gehad, gelukkig waren er toen nog geen ellenlange wachtlijsten in de zorg. Uiteindelijk heb ik in 2017 mijn geslachtsbevestigende operatie gehad.’
Ze vervolgt: ‘Daar gaan veel gesprekken aan vooraf met een psycholoog en je krijgt hormoontherapie. Je kunt bij de gemeente de geboorteakte laten aanpassen. Dat was een heel bijzonder moment. Samen met mijn vader ben ik op 5 april 2016 naar het gemeentehuis gegaan. Mijn vader was ontzettend trots. Om dat met je vader recht te mogen zetten. Dat was heel bijzonder.’
Als zoon naar binnen en als dochter naar buiten.
‘Juridisch inderdaad. Sinds die dag ga ik als Nathalie door het leven. Nathalie is de naam die mijn ouders voor mij hadden bedacht, als ik een meisje was geweest bij de geboorte. Mijn jongensnaam daar heb ik het niet meer over.’
Vervolgens wordt Nathalie verschillende keren geopereerd en krijgt ze hormonen. Ze maakt drie type transities door. De sociale transitie, waarin ze in een andere rol gaat leven, waarin het zichtbaar wordt. Het juridische deel. En het medische: de hormoontherapie waarbij ze geen testosteron meer aanmaakt en oestrogeen gaat gebruiken voor de rest van haar leven.
Dan ga je dus ‘vrouw worden’?
‘Nee, eigenlijk ben ik dat altijd geweest. Na mijn operatie dacht ik direct: het klopt. Dat gaf zoveel ruimte in mijn hoofd. Ik hoefde geen rol meer te spelen en kon mezelf zijn. Mezelf opnieuw uitvinden en ontdekken. Van zeven vinkjes, ging ik naar vijf vinkjes (volgens het boek ‘De zeven vinkjes’ van Joris Luijendijk, red.). Dat was best een schok. Je moet als vrouw veel meer je best doen om gezien te worden. Het leven vanuit vrouwelijk perspectief is echt heel anders.’
‘En ik voel me ook heel bevoorrecht dat ik beide mee heb gemaakt. Ik zou mijn leven niet over willen doen op dezelfde manier zoals ik het gedaan heb en dat gun ik ook niemand. Maar ik ben wel heel tevreden over waar is sta en wie ik ben. Wat ik te bieden heb.’
Heb je voorbeelden, dat je een vinkje minder hebt als vrouw?
Nathalie zegt: ‘Ik merk op mijn werk dat ik er meer voor moet doen. Dat mensen denken: oh dat is een vrouw dus met cijfers kan ze niets. Ik zag ook dat mannen de kantjes er af liepen of fouten begingen en daar makkelijker mee weg kwamen dan vrouwen. Het heeft zeker ook voordelen om als vrouw door het leven te gaan: mannen willen graag dingen voor je sjouwen.’
Het leven van Nathalie ziet er door de transitie heel anders uit. Ze doet andere dingen en haar sociale netwerk is veel groter geworden. Ze is actief voor de regenbooggemeenschap en voor de transgendergemeenschap. Op die manier ontmoet ze veel mensen en bloeien vriendschappen op. Ze zegt hierover: ‘Als je als man vriendschap sluit met een vrouw wordt daar gek genoeg heel vaak wat aan verbonden. Dat is voorbij.’
Je stapt de wereld in als vrouw en krijgt ineens een groter zelfbeeld.
‘Ja, ik ben gaan bloeien en groeien. En ik groei nog steeds. Ben een veel aangenamer mens geworden. Ik hoef niet meer altijd op mijn hoede te zijn.’
Nathalie merkt wel dat haar community in de verdrukking zit. De burgemeester vraagt of ze daar wat over kan vertellen. Nathalie: ‘Gelukkig maak ik zelf weinig narigheid mee. Voordeel is dat mensen mij meestal wel herinneren als ze mij hebben ontmoet. Wel ben ik blij dat ik iets terug kan doen voor de samenleving. Samen met mijn vrouw, die transvrouw is, heb ik Stichting Genderzorg Twente opgericht. In Twente is helemaal geen genderzorg, de dichtstbijzijnde gespecialiseerde psychologen zitten in Zwolle. Via de stichting en ontmoetingscafés hoor ik veel verhalen van mensen die er voor het eerst zijn, hun eerste stappen zetten richting transitie. Dat zijn niet alleen jongeren, maar ook mensen van 40, 50, 60 en zelfs 70 jaar. En je hoort heel veel nare verhalen van wat mensen overkomt. Dat ze bijvoorbeeld op staande voet worden ontslagen. Of dat mensen door familie en vrienden worden uitgespuugd. De wachtlijsten voor de transgenderzorg zijn enorm, je staat 2,5 jaar op de wachtlijst voor een intake.’
Hoe komt dat denk je?
‘De vraag is enorm toegenomen, het is laagdrempeliger geworden. Transgenders zijn meer in de media te zien, het is bespreekbaarder geworden. Er is zeker ook meer acceptatie ten opzichte van vroeger. Het is door de Transgenderwet van 1 juli 2014 makkelijker om je geslacht te wijzigen. Waarvoor ik Mark Rutte eeuwig dankbaar zal blijven. Dat is een hele belangrijke stap geweest. Het aantal wijzigingen van geslacht heeft een enorme vlucht genomen. Zo’n 700 mensen per jaar laten in Nederland hun gender aanpassen. Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft uitgezocht dat ongeveer 1% van de bevolking zich niet identificeert met het geslacht dat hen bij de geboorte is toegekend. Dat zijn er best veel. En er zijn dus ook nog veel mensen die niet uit de kast zijn gekomen.’
Dat betekent dat er ook nog heel veel verdriet zit. Mensen die het niet bespreekbaar durven maken.
‘Helaas wel’ zegt Nathalie. ‘Uit de LHBT-monitor van het SCB blijkt ook dat de kenmerken van die groep mensen veel vaker dan gemiddeld werkeloos is, dat ze vaak als ze al werk doen dat onder hun niveau doen, ze zitten vaak in de bijstand, komen buiten de samenleving te staan, er zijn veel psychische problemen.’
Wat als ik terugga naar de tijd dat je vier was. En je een toverstaf geef, waarmee je kunt toveren dat je tevreden bent als man in je lijf. Ga je dat doen?
‘Nee.’ Zegt Nathalie heel stellig. ‘Het is precies omgekeerd. Ik kan me niet voorstellen dat ik een ander persoon zou zijn dan dat ik ben. Ik ben mezelf geworden.’
Ondanks alles. Want hoeveel makkelijker zou het leven niet zijn geweest dan?
‘Maar dan was ik mezelf niet geweest. Dan was ik een ander iemand geweest. Daar kan ik me geen voorstelling van maken. En ik ben tevreden met mezelf. Ik heb ook nog niet meegemaakt dat bijvoorbeeld mijn kinderen zich er oncomfortabel bij voelen. En ik heb heel veel steun gehad van familie, vrienden en collega’s.’
Het is dus echt je identiteit.
‘Ja, dit ben ik. En als ik met dat toverstafje ook mijn lichaam aan had kunnen passen toen ik vier was, dan had ik dat gedaan. Misschien was het makkelijker geweest, maar ik ben tevreden met mezelf. Ik heb een verleden in een mannelijk lichaam en ik ben papa van drie geweldige kinderen. Mijn kinderen zijn meegegroeid in mijn transitie. Die zeggen papa tegen mij of Nathalie. Ik heb nog niet meegemaakt dat ze zich oncomfortabel voelden. En verder ben ik dochter, zus, tante en buurvrouw. Ik ben trots op waar ik sta. Natuurlijk is het ook lastig geweest. Een echtscheiding en transitie, dat is best veel. Maar ik heb heel veel steun gehad van mijn werkgever en collega’s van de bibliotheek, dat was heel fijn.’
Waar zou jij iets veranderen in de samenleving ten opzichte van jouw identiteit, van jouw gemeenschap?
‘Ik werk in een bibliotheek en de reden dat ik hier wilde afspreken heeft er mee te maken dat bibliotheken een belangrijke partij zijn in het hele democratische proces. Jaren geleden werd daar een beetje schouderophalend over gedaan, maar met de veranderende rol van de bibliotheek naar een meer maatschappelijke bibliotheek en de ontwikkelingen in de samenleving die een kant opgaan van polarisatie en minder acceptatie, probeer je als bibliotheek daar ook dingen aan te doen. Activiteiten organiseren op het gebied van diversiteit en inclusiviteit bijvoorbeeld. Maar met dat toverstafje zou ik wel willen kunnen toveren dat mensen de moeite nemen om iemands verhaal aan te horen. Dan denk ik dat we heel veel gewonnen hebben. Als mensen de moeite nemen om te luisteren, als ze een persoonlijke verhaal horen en horen welke worsteling daar aan vooraf ging, dan merk je dat dat mensen raakt. Het is geen keuze, het was onvermijdelijk.’
‘Kijk, de regenboog heeft heel veel kleuren. Ik zeg wel eens gekscherend dat de ‘H’ in LHBTQ+ ook voor ‘hetero’ staat, het omvat iedereen. En ja, wij zijn misschien als transgenders een minderheid, maar een goede democratie beschermt ook de minderheid. We hebben nog een lange weg te gaan en ik denk niet dat we mee gaan maken dat we er zijn. Dat mensen onder gelijke omstandigheden ook gelijke kansen hebben. Dat mensen van kleur of mensen die een hoofddoek dragen of mensen zoals ik, bij een sollicitatiegesprek een eerlijke kans krijgen.’
‘Op individueel niveau ben ik heel tevreden en heel blij. En ik heb mijn verleden ook omarmt. Ik denk dat dat een belangrijk iets is om gelukkig te zijn. Dat ben ik absoluut.'
Lilian: ‘Ik heb nooit het gevoel gehad: waarom moet mij dit overkomen? Ik heb wel vaak gedacht: hoe moet ik hier nu weer mee omgaan?’
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Lilian Wolthuis-Droste (55 jaar). Lilian heeft niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
Lilian-Wolthuis-Droste groeit op in Borne als jongste van een gezin met drie kinderen. Haar leven als klein meisje is zoals dat van ieder ander. Tot ze op vijfjarige leeftijd een zware hersenbloeding krijgt. Ze ligt drie dagen in coma en komt met een linkszijdige verlamming terecht in revalidatiecentrum Roessingh. Ze leert zich voort te bewegen met een rolstoel.
Lilian vertelt: ‘Artsen legden destijds wel een verband tussen hersenletsel en fysieke problemen, bijvoorbeeld niet meer kunnen staan, lopen, fietsen. Maar niet tussen hersenletsel en cognitieve problemen, bijvoorbeeld het moeilijker kunnen verwerken van informatie en het moeilijk kunnen afschermen voor invloeden van buitenaf, zoals geluid, licht en beweging. Met de kennis van toen was de gedachte dat ik alleen een lichamelijke beperking had. Als ik uit de rolstoel zou komen, dan zou ik weer ‘beter’ zijn. Maar dat was natuurlijk niet zo.’
Hoe ging je daarmee om destijds?
‘Het was een hele heftige tijd’, zegt Lilian. ‘Ik was een echt buitenkind en ineens kon ik niet meer rennen, schommelen of kikkervisjes vangen. Niet meer met mijn vriendinnetjes spelen. Bovendien was het toen zo: of je ging intern, of je was thuis. Ik heb een jaar intern binnen het Roessingh verbleven, mocht niet naar huis, ook niet in de weekenden of vakanties en volgde er school en therapie. Maar na één jaar was ik veranderd in een teruggetrokken en neerslachtig meisje. Mijn ouders vroegen de staf of ik naar huis mocht. Zo kon ik weer thuis wonen en bracht mijn moeder me doordeweeks naar het Roessingh voor school en fysiotherapie. Die externe revalidatie was toen uniek. Ze stonden het toe, onder voorbehoud dat ik niet achteruit zou gaan. Dan zou ik weer terug moeten naar het Roessingh. Dat was mijn grootste angst, dus ik oefende heel veel. En in plaats van de geschatte negen jaar, was ik na twee jaar uit de rolstoel. Ik kon weer lopen, traplopen en fietsen.’
Na dat jaar mocht je naar het reguliere onderwijs. Hoe was dat?
Lilian: ‘Het regulier onderwijs vond ik geweldig. Ik genoot van de lessen, de kennis en vooral van schrijven, maar vond helaas geen aansluiting bij mijn klasgenoten. Onbekend maakt onbemind. Je wordt uitgescholden en uitgelachen, je wordt nagedaan en genegeerd. Leerkrachten waren in die tijd ook niet bekend met NAH, wisten niet hoe ze mij konden ondersteunen en reikten geen mogelijkheden aan om bepaalde situaties minder schrijnend te maken. Als de juf bijvoorbeeld jarig was, maakten we als leerlingen een kring en zongen de juf, in het midden van die kring, toe. Maar de kring in onze klas had geen cirkelvorm maar een u-vorm, omdat niemand mijn linkerhand vastpakte. De plek links van mij bleef daardoor altijd leeg. Totdat ik bedacht dat het ook moeilijk voor hen moest zijn om mijn hand vast te houden, maar dat ze wel probleemloos mijn pòls vast konden houden. Ik vroeg een klasgenootje om dat te doen. Daarna heb ik daar nooit meer problemen mee gehad. Na de wedstrijdjes wie het hardst kon fietsen stelde ik een wedstrijdje voor wie het langzaamst kon fietsen. Zo was ik niet meer de laatste die over de streep kwam.’
Je leerde al jong om je staande te houden?
‘Mijn prognose was niet goed, dat hoorde ik als 11-jarige – bij toeval- mijn moeder tegen een vriendin zeggen. Ik zou tot mijn twaalfde orthopedisch schoeisel moeten dragen, speciaal onderwijs moeten volgen en op den duur begeleid moeten gaan wonen. Een vriendje zou ik waarschijnlijk niet krijgen en een gezin was helemaal uitgesloten. Dat was de diagnose na mijn eerste hersenbloeding. Toen ik dat hoorde dacht ik: maar dat gaat niet gebeuren. Zo wil ik niet leven. En ík bepaal mijn leven. Op mijn 12e heb ik mijn orthopedische schoenen uitgegooid en ben gaan badmintonnen.’
Je geeft ook aan dat je van schrijven houdt en de kennis gretig opnam in de klas. Kun je daar wat over vertellen?
‘Met letters woorden en zinnen maken, dat was magisch! En daarmee kon ik mij ook uiten. Ik heb heel veel van me afgeschreven. Bovendien zorgde het schrijven er ook voor dat ik me op school staande hield. Ik schreef letterlijk op wat de docent zei. Zo had ik een samenvatting van het hoofdstuk en dat leerde ik uit mijn hoofd.’
Als Lilian 16 jaar is en net klaar met de MAVO, krijgt ze opnieuw een hersenbloeding. Ze ondervindt meer cognitieve problemen als daarvoor, zoals problemen met de oriëntatie, het korte termijngeheugen en het herkennen van gezichten. Als gevolg van de kort daarop volgende behandeling krijgt ze ook problemen met haar zicht. Toch rondt ze de opleiding MBO Sociale Dienstverlening af. En schrijft zich in voor HBO Maatschappelijk Werk in Hengelo. In de zomer voordat ze haar opleiding start aan het HBO, overlijdt plotseling haar vriend aan een acute hersenbloeding. De vele gesprekken met zijn gezin en het schrijven van gedichten, geven het verdriet een plek.
Lilian: ‘Ik besefte me dat ik twee bloedingen mocht overleven en dat ik de tijd die mij restte goed moest benutten. De opleiding heb ik met mooie cijfers afgerond.’
Lilian staat positief in het leven. Ze verhuist naar een studentenflat in Hengelo en leert via het uitgaan haar man Benno kennen. Het geluk lacht haar toe. Maar als ze begint met werken, merkt ze dat ze bepaalde hulpmiddelen nodig heeft en erg overprikkeld raakt door bijvoorbeeld licht en geluid, en de toenemende werkdruk, maar haar hulpvraag wordt genegeerd. Lilian moet noodgedwongen stoppen met werken.
Dat moet een lastige beslissing voor je zijn geweest
‘De wereld om me heen werd kleiner. Ik voelde me nutteloos. Toen zei Benno, met wie ik inmiddels samenwoonde: ‘Noem mij drie wensen. Wat wil je het allerliefste?’ Daarop antwoordde ik: ik wil Nederlands Kampioen badminton worden, ik wil graag moeder worden en ik wil een boek schrijven. Benno’s tip was: ‘Begin met sporten. Tot je 30e ben je nog op je top, daarna wordt het vaak minder.’’
En zo geschiedde. Lilian stort zich intensief op de sport, doet succesvol mee aan wedstijden en behaalt drie gouden medailles tijdens de Open Nederlandse Kampioenschappen aangepast badminton in de categorieën Single, Damesdubbel en Gemend Dubbel. Op basis van deze prestatie wordt ze door de inwoners van Hengelo in 1998 verkozen tot Sportvrouw van Hengelo. Daarna speelt ze met het Nederlands team de Open Europese Kampioenschappen in Dortmund en behaalt twee keer zilver in het Damesdubbel en Gemengd Dubbel.
Lilian: ‘Badminton en schrijven dat hoort bij mijn zijn. Daar blijf ik enthousiast over! Ik zoek wel de uitdaging. Ik zoek iets waar ik een heel goed gevoel van krijg en wil ook graag deel van de samenleving zijn.’
Na haar succesvolle badmintoncarrière mag Lilian ook moeder worden van drie kinderen. En ze schrijft In eigen hand, een handboek voor functioneel éénhandige (groot)ouders die zo zelfstandig mogelijk hun (klein)kind willen verzorgen. Ze geeft hierover lezingen aan zorginstellingen, hogescholen en universiteiten. Verder initieert en richt ze NAH Hengelo en daarna NAH Oost op, waar bijeenkomsten en activiteiten worden georganiseerd voor en door mensen met NAH, hun naasten en zorgprofessionals.
Je bent erg ondernemend!
‘Ja, dat klopt. Ik denk dat er niet zo heel veel bekend is over mensen met NAH. Totdat je er zelf mee te maken krijgt. Totdat jijzelf of iemand in je omgeving bijvoorbeeld een motorongeluk of beroerte krijgt. Dan kijken ze ook met andere ogen naar mij. Veel positiever. Dan zeggen ze tegen mij: wat heb jij het eigenlijk goed gedaan. Daar putten ze ook hoop uit.’
‘Vroeger voelde ik afkeer als ik naar mijn arm keek. Als je maar vaak genoeg hoort ‘is niet wat, wordt niet wat’ dan ga je dat geloven. Ik baalde van mijn arm. Maar goed, mijn arm zat er nog wel aan en ik moest er wel mee verder. Die instelling hielp. Kijk, als je jezelf liefhebt, kan een ander je ook liefhebben.’
Wat als ik je handicap zou kunnen wegtoveren. Wil je dat?
‘Nee, dan heb ik geen identiteit meer. Het leven loopt zoals het loopt. Ik heb nooit het gevoel gehad: waarom moet mij dit overkomen. Ik heb wel vaak gedacht: hoe moet ik hier nu weer mee omgaan. Dat maakt je gedreven en creatief. Het maakt ook wie ik ben. Die weg is niet voor niets zo gelopen. Het leven loopt zoals het loopt. Je moet meegaan met de stroom.’
‘Wel vind ik dat de samenleving veel meer zou moeten kijken naar de mogelijkheden van mensen met een beperking. Kijk naar de capaciteit van mensen. Kijk naar wat ze wél kunnen en niet naar wat ze niet kunnen. Denk aan deeltaken. Zie niet onze beperking, maar onze kracht. Je conditie is niet wie je bent. Andersom heb je, als je een beperking hebt, ook een taak om mensen te laten weten hoe ze met je om moeten gaan. Daarmee voorkom je een stuk miscommunicatie. Je moet leren te verwoorden hoe jíj wilt dat een ander met je om gaat. Dat moet je wel oefenen, je voelt je niet meteen zo sterk, maar geef het aan!’
‘Ook de toegankelijkheid van gebouwen kan echt beter. Op teveel plekken zijn nog drempels, zware deuren, opstaande stoeptegels of ontbreken invalidenparkeerplaatsen.’
Je hebt van je beperking ook je levenswerk gemaakt. Geen bewuste keuze misschien, maar van het een kwam het ander.
‘Ja, mijn kracht komt er vandaan. De wil om er wat van te maken. Dat ondernemende, kijken of iets bij je past, iets creëren. Er iets van maken. Natuurlijk ging het niet altijd van een leien dakje, tot mijn 20e was moeilijk. Daarna werd het anders en kwam het besef dat ik niet zo over mijn grenzen moest gaan. En mijn gezin heeft me heel veel gegeven. Juist omdat we daarin echt zelf het wiel uit heb moeten vinden en het echt samen gedaan hebben. Niets was toegerust op ouders met één hand. De weg ernaartoe geeft je veel uitdagingen en inspanningen. Maar die weg heeft me ook gemaakt tot wie ik ben.’
Akhil: ‘Door mijn fouten ben ik sterker geworden, dit is mijn tweede kans op een beter leven.’
Interview van burgemeester Sander Schelberg met Akhil (36 jaar). Om zijn privacy te beschermen, is zijn naam veranderd.
In de gevangenis zitten. Het is een onderwerp waar de meesten van ons zelden over nadenken, laat staan over praten. Maar voor Akhil werd dit 3 jaar geleden harde realiteit. In 2021 werd hij veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf. Sindsdien is elke dag een strijd geweest om zijn leven te beteren en de weg terug te vinden naar het juiste pad.
Akhil vertelt: ‘Voordat ik in de gevangenis kwam, was ik ondernemer. Ik heb in Enschede en Oldenzaal gewoond. Daarna ben ik naar Hengelo verhuisd. Dat beviel erg goed. Jammer genoeg is er iets gebeurd waardoor ik in de gevangenis ben gekomen. Hiervoor ben ik berecht en is er 5 jaar straf geëist. Ik heb 5 jaar gekregen. Sinds een paar maanden ben ik overgeplaatst vanuit de gevangenis naar hier, het Huis van Herstel in Almelo.’
Waar ben je opgegroeid?
‘Ik ben geboren in Paramaribo, Suriname,’ zegt Akhil. ‘Ik ben daar geboren maar ik leef hier. Ik zie Nederland als mijn eigen land. Mijn moeder en broertje wonen hier ook. Tot 3 jaar geleden ging ik elk jaar terug naar Paramaribo. Ik heb daar veel familie wonen. Ook vierden we daar het poederfeest. Ik ben namelijk Hindoestaans.’
Hoe ervaar je de steun vanuit de maatschappij bij je re-integratie?
Akhil deelt zijn ervaring over de uitdagingen van de re-integratie in de samenleving na een periode van detentie. Hij vertelt over zijn huurwoning in Hengelo, die hij 6 maanden vooruit had betaald voordat hij een gevangenisstraf kreeg en de huur moest stopzetten. Het vinden van een nieuwe huurwoning blijkt lastig als ex-gedetineerde. Daarnaast streeft hij ernaar om werk te vinden voor wanneer hij vrijkomt. ‘Er zijn bepaalde bedrijven die ex-gedetineerden aannemen waar je 40 uur in de week kan werken. Maar dat kan niet overal.’ De zoektocht naar werk blijft moeilijk.
Hoe ga je om met de reacties van anderen op je verleden?
Akhil is openhartig over het delict dat hij heeft gepleegd. ‘Ik heb geen geheimen,’ zegt hij vastberaden. ‘Ik heb voor mijn daden een straf gekregen en ik zit het uit. Dat is nu mijn verleden, daar wil ik niks meer mee te maken hebben.’
Terwijl hij zijn broekspijp iets optrekt, toont hij de enkelband die hij draagt. ‘Zo ziet het eruit,’ legt hij uit. ‘Het zit aan je been, feitelijk sta je met één been buiten. Sinds ik in het Huis van Herstel zit, krijg ik wel steeds meer vrijheid. Ik mag nu aantal keren in de maand naar buiten. Dan moet ik om half 10 ’s avonds terug zijn. Kom je te laat, dan krijg je een rapport. Overtreed je de regels? Dan volgen er harde consequenties.’
Akhil heeft veel tegenslagen gekend, waaronder het verlies van zijn huis, vrienden en zelfs zijn vriendin. Maar te midden van dit alles vond hij hoop. Hij vertelt: ‘Ik heb iemand leren kennen. Een Surinaamse meid. Ik heb haar alles, van A tot Z, verteld.’ Ze heeft hem volledig geaccepteerd. Akhil verwacht dat het leven na detentie niet gemakkelijk zal zijn; je staat dagelijks voor uitdagingen vanwege het stigma dat mensen hebben ten opzichte van ex-gedetineerden.
Wat doet dat met je?
‘Pijn, verdriet. Soms zit je niet lekker in je vel. Gelukkig hebben we hier een psycholoog en ook een mentor waar je mee kan praten,’ legt Akhil uit. ‘Je wilt niet horen dat iemand je een crimineel noemt. Dat doet pijn. Ik schaam me ervoor. Het staat levenslang achter je naam. Ik had dit ook niet gewild.’
Hoe ervaar je het verschil tussen ‘binnen’ in de gevangenis en ‘buiten’ in de wereld als je straks weer naar buiten gaat?
‘Mensen hebben altijd een oordeel klaar. Maar wat echt telt, is dat je in jezelf blijft geloven. Ja, ik heb een fout gemaakt, maar ik ben vastbesloten die niet nog eens te herhalen. Ik ben bezig mijn leven te veranderen, en dat vraagt inzet. Sommigen geven het op, maar ik niet. Ik vecht voor mijn toekomst.'
Wat heb je er het meeste van geleerd?
‘In die tijd dronk ik veel en ging ik om met de verkeerde mensen. Ik was mezelf niet meer. De gevangenis heeft me doen inzien dat ik weer met beide benen op de grond moest staan, mezelf moest accepteren, en dezelfde fouten niet opnieuw mocht maken. Ik wilde niet langer in situaties belanden waarbij de politie betrokken raakte. Zelfs bij de kleinste dingen stond de politie al voor de deur, en dat deed mijn moeder veel verdriet. Nu wil ik een rustig leven. Ik stel hoge eisen aan mezelf en ben al 3 jaar en 5 maanden nuchter. Het voelt goed, ik wil zo verder leven. Ik wil nooit meer terug naar de persoon die ik toen was.’
Sander Schelberg vat het treffend samen met een bekend gezegde van Johan Cruijff: ‘Elk nadeel heeft zijn voordeel.’ Akhil bevestigt dat dit ook voor hem geldt.
Ga je het volhouden?
Zonder nadenken antwoordt hij: ‘Sowieso!’ Het deed Akhil enorm veel pijn toen zijn moeder hem in de gevangenis kwam bezoeken. ‘Ik zag haar huilen, en dat brak me. Mijn moeder woont nu in Enschede, dus dichtbij. Dankzij haar besefte ik dat mijn leven echt moest veranderen. Ze zei: ‘Het is nu tijd om je leven te beteren. Je moet bewijzen dat je op het juiste pad blijft.’ En dat is wat ik heb gedaan. Ik heb met veel mensen het contact verbroken. Nu heb ik nog twee echte vrienden met wie ik contact hou. De rest heb ik achter me gelaten.’
Hoe denk je dat de samenleving, de Hengeloer, op jou zal reageren?
Na even nadenken antwoordt hij: ‘Ik denk dat je als mens twee keuzes hebt: je mond dichthouden of eerlijk zijn over alles. Maar ik heb geen geheimen, dus ik vertel gewoon hoe het zit. Ik hoop dat de Hengeloer mij kan accepteren zoals ik ben. Hoe de samenleving gaat reageren, weet ik niet.’
Wat zou je willen vragen van de samenleving als je straks teruggaat?
‘Gewoon meer respect voor elkaar. Ik dronk vroeger teveel. Maar ik heb wel altijd respect getoond naar iedereen. Hou rekening met elkaar. Dat maakt mij emotioneel. Meer respect voor alle culturen. Elkaar niet kleineren of discrimineren. Hier loop ik zelf ook tegenaan. Ik draag een enkelband. Maar nu heb ik altijd een lange broek aan. Ik loop regelmatig door Hengelo en dan ziet niemand mijn enkelband. Dan zien ze je gewoon als een normale Nederlander. Maar zo voelt het voor mijzelf niet.’
Wat doet dat met je?
Akhil voelt zich nog steeds een gedetineerde wanneer hij door Hengelo loopt, ook al is zijn enkelband onzichtbaar en weet niemand van zijn situatie. ‘Het doet pijn. Schaamte. Je voelt je klein, anders. Maar ik heb dit niet gewild. Als ik het terug kon draaien, had ik het zeker anders gedaan.’
Stel je voor dat er een toverstokje was om het verleden uit te wissen, zou je dat willen? Zonder twijfel antwoordt Akhil: ‘Het delict heeft mijn leven verbeterd. Sowieso.’ Hij beseft dat zijn fouten, hoe pijnlijk ook, hem hebben geholpen om te groeien. ‘Dit was de rem die ik nodig had. Het was een harde, maar noodzakelijke les. Die jaren waren een zwart gat voor mij, maar ik ben eruit gekomen met een nieuwe blik op het leven.’
Een deel van Akhils identiteit heeft hem geholpen zijn leven te verbeteren. Toch voelt hij soms schaamte als hij buiten loopt. Hij is er trots op dat hij weer op de fiets naar het station kan en de trein kan nemen om zijn moeder te bezoeken. Voor hem is het essentieel om nooit meer dezelfde fouten te maken. ‘Ik ben niet meer die persoon. Ik doe dit voor mezelf. Ik heb mijn straf uitgezeten, en ik weet zeker dat ik dit nooit meer wil meemaken. En dat gaat me lukken!’
Waar ben je trots op?
Akhil is enorm trots op zijn gezondheid en zijn persoonlijke groei. Hij beseft dat, als hij zo was doorgegaan, hij nu misschien tussen zes planken zou liggen. Maar nu kijkt hij met trots naar wat hij heeft bereikt. Voor hem is gezondheid het allerbelangrijkst, en vooral hoe hij zichzelf als persoon heeft ontwikkeld. Hij hoopt een voorbeeld te zijn voor anderen, mensen aan het denken te zetten over de zinloosheid van geweld en drugs: ‘Heb respect voor elkaar,’ zegt hij. ‘Heb respect voor mij. Accepteer me zoals ik ben.’
Akhil komt vaak afwijzingen tegen, maar zijn motto is: ‘Je moet doorgaan.’ Blijven proberen is voor hem essentieel. ‘Ik kan niet veranderen dat er nu een kruisje achter mijn naam staat, maar ik vraag alleen om een kans om mezelf te bewijzen in de samenleving.’
Het Huis van Herstel speelt een cruciale rol in zijn re-integratie. Het helpt ex-gedetineerden niet zomaar op straat te zetten, maar biedt begeleiding om stap voor stap weer terug te keren in de samenleving. Eerst onder toezicht, en uiteindelijk zelfstandig. Akhil merkt op dat de meesten niet terugvallen in hun oude routines na hun tijd in het Huis van Herstel.
Hoe komt het dat je aan de verkeerde kant van de samenleving terecht kwam?
‘Mijn jeugd was allesbehalve fijn. Mijn vader overleed toen ik pas 7 jaar oud was, en daarna moest ik snel de verantwoordelijkheid op me nemen. Toen ik 15 was, verhuisde ik met mijn moeder en broertje naar Nederland. Door mijn beperkte schoolopleiding begon ik direct met werken. Inmiddels heb ik mijn MBO-1 diploma behaald, maar ik heb mijn jeugdtrauma nooit echt kunnen verwerken, en dat geldt ook voor mijn broertje, die helaas ook de verkeerde kant van de samenleving op is gegaan en nu in de gevangenis zit.’
Hij vervolgt: ‘Hoewel het moeilijk is, probeer ik zoveel mogelijk weg te blijven van geweld. Mijn vader mishandelde me op jonge leeftijd, en ik heb veel heftige ervaringen gehad. Ik hoop ooit kinderen te mogen krijgen, maar ik wil eerst een stabiel leven opbouwen voordat ik daar überhaupt aan kan denken. Mijn grootste wens is om een beter voorbeeld te zijn voor mijn toekomstige kinderen dan ik zelf heb gehad.’